Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024


Faillissementsrecht:
recente wetgeving én rechtspraak anno 2024

Mr. Ilse van de Mierop en mr. Charlotte Sas (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 6 december 2024


Zekerheden: een update
aan de hand van wetgeving en rechtspraak

Mr. Ivan Peeters en mr. Philip Van Steenwinkel (Hogan Lovells)

Webinar op vrijdag 8 november 2024


Aandeelhoudersovereenkomsten
in het licht van de nieuwe wetgeving

Mr. Michaël Heene (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 31 mei 2024

Aanpassingen van de bepalingen inzake de procedures van gerechtelijke reorganisatie: wetsvoorstel ingediend op 10 juni 2020 (LegalNews.be)

Auteur: LegalNews.be

Publicatiedatum: 16/06/2020

In deze bijdrage sommen we de in het wetsvoorstel voorgestelde artikelen op, telkens met de toelichting.

Artikel 2

In boek XX, titel I, hoofdstuk 2, van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017, wordt een artikel XX.11/1 ingevoegd, luidende: “Art. XX.11/1. De verslagen opgesteld door de rechtercommissaris of de gedelegeerd rechter kunnen ook in schriftelijke vorm opgesteld worden, op voorwaarde dat ze minstens 48 uur voor de voorziene datum voor het verslag neergelegd worden.

Reden van de wijziging

Deze mogelijkheid wordt reeds geboden bij procedures voor het hof van beroep. Er is geen enkele reden om dit te beperken en dit kiemt des te meer in tijden van lockdown. Dit belet niet dat de rechtbank of de partijen kunnen verlangen dat de rechter-commissaris of de gedelegeerd rechter in bepaalde gevallen ook fysiek aanwezig zouden zijn.

Artikel 3

In artikel XX.28 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  1. in het eerste lid, eerste zin, worden de woorden “vier maanden” vervangen door de woorden “acht maanden”;
  2. in hetzelfde eerste lid, vierde zin, worden de woorden “voor een duur die niet meer dan vier maanden mag bedragen” opgeheven;
  3. het tweede lid wordt opgeheven.

Reden van de wijziging

De uitbreiding van de termijn beantwoordt aan een nood aangetoond door de praktijk. In de praktijk is de termijn van vier maanden bijna altijd te kort zodat de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden de termijn bijna systematisch met vier maanden verlengt. De rechter-verslaggever een termijn van acht maanden geven (met de mogelijkheid om zijn onderzoek vroeger af te ronden en de mogelijkheid om die nog te verlengen indien de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden dat nodig acht) zal meer flexibiliteit toelaten.

Artikel 4

In artikel XX.30 van hetzelfde wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017, het eerste lid wordt vervangen als volgt: “Wanneer uitzonderlijke omstandigheden of gebeurtenissen de goede werking van de economische activiteiten van de schuldenaar in het gedrang brengen of wanneer kennelijke tekortkomingen van de schuldenaar of van een van zijn organen de continuïteit van de onderneming in moeilijkheden of van haar economische activiteiten in gevaar brengen en de gevraagde maatregel van die aard is dat zij die continuïteit kan vrijwaren, kan de voorzitter van de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie of van elke belanghebbende, ingesteld volgens de vormen van het kort geding, een of meer gerechtsmandatarissen aanstellen.

Reden van de wijziging

De tekst verruimt de mogelijkheid om een gerechtsmandataris aan te wijzen in dit kader. Vooreerst kan de debiteur het zelf aanvragen. Vervolgens is hiervoor niet vereist dat de debiteur kennelijk grove fouten zou hebben gepleegd. In moeilijke economische omstandigheden kan de bijstand zeker nuttig zijn en er hoeft hiervoor geen bewijs geleverd worden van kennelijke tekortkomingen in het management. De aanstelling van een gerechtsmandataris is van aard ook het vertrouwen van de schuldeisers te wekken.

Artikel 5

In boek XX, titel III, van het hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017, wordt een artikel XX.35/1 ingevoegd, luidende:
“Art. XX.35/1. § 1. Op vraag van de onderneming of op vraag van de gerechtsmandataris aangesteld in toepassing van artikel XX.30, kan de voorzitter van de rechtbank, gelet op de situatie van de schuldenaar en rekening houdend met de door de maatregel veroorzaakte schade voor de schuldeisers en het algemeen belang, voorwaarden en/of termijnen toestaan aangepast aan de noden van de schuldenaar. De voorzitter van de rechtbank kan de schuldenaar zo een termijn toestaan voor de betaling van al zijn schulden of een deel ervan en de vervolgingen doen schorsen, zelfs indien de schuld vastgesteld is in een authentieke akte of een vonnis, zolang die termijnen lopen. De toegestane faciliteiten doen geen afbreuk aan de schuldvorderingen zelf, noch aan de exceptie van niet-uitvoering, de schuldvergelijking of het retentierecht. De schuldenaar kan echter niet de ontbinding van een contract vragen op basis van de niet-uitvoering van de verplichting tijdens de duur van de toegestane respijttermijn. De strafbedingen die van toepassing kunnen zijn als gevolg van de toepassing van de toegekende faciliteiten, worden voor niet-geschreven gehouden. De mogelijkheid om betalingsfaciliteiten toe te kennen is van toepassing op alle schulden, ongeacht de aard en de waarborgen waarmee ze gepaard gaan, met name de hypotheken of bijzondere of algemene voorrechten, de oorzaak, of ze wettelijk, reglementair, contractueel of onrechtmatig is, met uitzondering van onderhoudsschulden, schulden ontstaan uit arbeidsprestaties, met uitzondering van fiscale of sociale bijdragen of schulden, schulden die het gevolg zijn van de verplichting tot herstel van de schade verbonden aan het overlijden of aan de aantasting van de lichamelijke integriteit van een persoon die hij door zijn schuld veroorzaakt heeft en van strafrechtelijke boeten.

De toegestane faciliteiten sluiten niet uit dat de schuldenaar een nieuwe aanvraag indient in de loop van de periode van opschorting met betrekking tot de nieuwe opeisbare schulden.

§ 2. De voorwaarden en termijnen worden bij tegensprekelijk verzoekschrift gevraagd door de schuldenaar of door zijn advocaat. De schuldenaar vermeldt in zijn verzoekschrift het adres waar hij bereikt kan worden zolang de hem toegestane faciliteiten lopen en van waaruit hij de ontvangst kan melden van de ontvangen mededelingen. Hij vermeldt in zijn verzoekschrift de namen of benamingen en adres van de schuldeisers aan wij hij voorwaarden en termijnen vraagt. Hij voegt bij zijn verzoekschrift een terugbetalingsplan.

§ 3. De vordering wordt ingesteld en behandeld zoals in kortgeding. Ze wordt ingediend bij verzoekschrift op tegenspraak, overeenkomstig de artikelen 1034ter tot 1034sexies van het Gerechtelijk Wetboek. Het verzoekschrift wordt neergelegd in het register. Het wordt door de griffier ter kennis gebracht aan de schuldeisers betrokken bij het verzoekschrift. De navolgende elementen met betrekking tot de periode van opschortingen worden toegevoegd in het register.

§ 4. De voorzitter legt de toegekende faciliteiten en eventueel de voorwaarden waaronder hij ze verleent, vast. Hij kan een ondernemingsbemiddelaar aanstellen om de schuldenaar bij te staan bij het nakomen van de aangegane verbintenissen en bij de eventuele herstructurering van de onderneming. Wanneer de voorzitter faciliteiten toekent, verwijst hij de zaak voor de opvolging van de goede uitvoering door naar de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden. De kamer voor ondernemingen in moeilijkheden duidt een verslaggever aan om toezicht te houden op de uitvoering van de toegestane opschorting.

§ 5. Tegen de beschikking is geen verzet mogelijk. Het beroep ertegen wordt ingesteld bij verzoekschrift neergelegd bij de griffie van het hof van beroep binnen acht dagen na de kennisgeving van de beschikking. De griffier van het hof van beroep geeft bij gerechtsbrief kennis van het verzoekschrift aan de eventuele geïntimeerden en, in voorkomend geval, per gewone brief aan hun advocaat. Indien de beschikking de aanvraag verwerpt, werkt het beroep opschortend.

De zaak wordt behandeld, bij hoogdringendheid, op de inleidingszitting of op een nabijgelegen zitting.

§ 6. Indien de schuldenaar de nadere regels en voorwaarden van de betalingsfaciliteit niet naleeft, kan de voorzitter ze van ambtswege herroepen na de schuldenaar gehoord te hebben. Elke partij die een buitensporig nadeel zou ondervinden als gevolg van de toegestane maatregel, kan er, voor wat haar betreft, op elk moment tijdens de periode van opschorting toegekend aan de schuldenaar, de herroeping van vragen. Deze beslissing staat open voor het beroep bedoeld in paragraaf 5.

§ 7. De artikelen 1328 van het Burgerlijk Wetboek, XX.111 en XX.112 van het Wetboek van economisch recht zijn niet toepasselijk op nieuwe kredieten toegestaan tijdens de duur van de faciliteit bedoeld in paragraaf 1, noch op de gestelde zekerheden of andere handelingen verricht ter uitvoering van die nieuwe kredieten. De verstrekkers van de in het eerste lid bedoelde nieuwe kredieten kunnen niet aansprakelijk worden gesteld enkel en alleen omdat de nieuwe kredieten de continuïteit van het geheel of een gedeelte van de activa of van de activiteiten van de schuldenaar niet daadwerkelijk mogelijk hebben gemaakt.

§ 8. De verantwoordelijkheid van de bedrijfsleiders kan niet in het gedrang komen omdat ze de activiteit van de onderneming hebben verdergezet in de periode tussen het moment van neerlegging van het verzoekschrift bedoeld in paragraaf 1 en het moment waarop een einde wordt gesteld aan de regeling van de faciliteiten.”.

Reden van de wijziging

Het nieuw artikel XX.35/1 creëert een stelsel van voorlopige vrijwaring van de debiteur. Een dergelijke time-out voor de onderneming beantwoordt zowel aan de eisen van de richtlijn herstructurering als aan de noodzaak om een oplossing te vinden voor de liquiditeitsproblemen van de onderneming in complexe economische omstandigheden. Het stelsel is niet te verwarren met de termijnen van respijt van het Burgerlijk Wetboek (artikel 1244). Het gaat hier om een vorm van collectieve procedure en niet om individuele rechtsvorderingen. De bedoeling bestaat erin dat de debiteur, onder toezicht van de rechtbank en desnoods met de hulp van een ondernemingsbemiddelaar, voorlopige faciliteiten geniet. De verplichting om te betalen, dit is te voldoen aan zijn verbintenissen, blijft onaangeroerd maar zij wordt opgeschort zonder dat er een sanctie kan voor uitgesproken worden. Het retentierecht of de exceptie non adimpleti contractus zouden desondanks toch behouden worden. De voorzitter kan die opschorting moduleren om bepaalde belangen te vrijwaren, zoals die van een leverancier die door de opschorting zelf in zware moeilijkheden geraakt. De schuldeisers kunnen zich hiertegen verzetten en het zal aan de voorzitter van de rechtbank toekomen om de belangen af te wegen. De schuldeisers kunnen zich ook tegen de maatregelen verzetten tijdens de duur van het toekennen van de faciliteiten indien hun toestand gewijzigd is. De procedure is deze van het kort geding.

Artikelen 6 en 7

Artikel 6

In artikel XX.41 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017 en gewijzigd bij de wet van 15 april 2018, wordt een paragraaf 2/1 ingevoegd, luidende:

“§ 2/1. Onverminderd artikel XX.46 legt de schuldenaar die de elementen vermeld in paragraaf 2 niet kan voorleggen, op uitgebreide wijze de redenen uit waarom hij niet in staat is die elementen bij te brengen. Hij legt die redenen voor aan de rechtbank vooraleer die oordeelt of de verhindering slechts van tijdelijke aard is.”.

Artikel 7

In artikel XX.41 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017 en gewijzigd bij de wet van 15 april 2018, wordt § 2, aanhef, vervangen, en worden twee paragrafen ingevoegd en wordt § 4 genummerd als § 6:

“§ 4 De schuldenaar die de elementen vermeld in paragraaf 2, 5° tot 9° niet kan voorleggen, legt ze neer in het register uiterlijk 48 uur voor de zitting bedoeld in artikel XX.46. Als hij ondanks dit uitstel niet in staat is de gevraagde documenten neer te leggen, legt hij, binnen dezelfde termijn een noot neer in het register waarin hij omstandig de redenen aanhaalt die hem beletten de documenten neer te leggen. De rechtbank oordeelt op grond van de overgelegde stukken.

§ 5.Als het verzoekschrift ertoe strekt de onderneming te vereffenen in de omstandigheden bedoeld in artikel XX.39, houdt het verzoekschrift de gegevens in vermeld in § 2, met uitzondering van de gegevens bedoeld onder de nummers 6°, 8° en 9°. Het verzoekschrift kan op elk ogenblik worden aangevuld hetzij op initiatief van de schuldenaar hetzij na beslissing van de gedelegeerd rechter.”

Reden van de wijziging

Dit artikel strekt ertoe de gerechtelijke reorganisatie wat laagdrempeliger te maken. De formele vereisten waren van die aard dat heel wat kmo’s ervoor terugdeinsden een reorganisatie aan te vragen. Daarenboven stelde artikel XX.41 hoge eisen van leefbaarheid aan de schuldenaar die zijn onderneming wou overdragen, wat tegenstrijdig was. Het artikel verwijdert eveneens de sanctie van niet-ontvankelijkheid van het verzoek wanneer bepaalde stukken ontbreken bij het neerleggen van het verzoek. De sanctie van niet-ontvankelijkheid was én overdreven en juridisch onjuist. De opgelegde beperkingen zijn niet verantwoord gelet op de de noodzaak van herstructureringen zeker in een periode van economische crisis.

Artikel 8

In artikel XX.45, § 5, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° het eerste lid wordt opgeheven;
2° in het derde lid worden de woorden “meer dan drie maar” opgeheven.

Reden van de wijziging

Dit artikel heeft dezelfde strekking als artikel 6. Zo kan informeel en zeer snel een akkoord bereikt worden met de meest relevante schuldeisers. Het akkoord met die derden schuldeisers zal gemakkelijker bereikt worden als de schuldenaar al een akkoord met een aantal onder hen bereikt heeft.

Artikelen 9, 10 en 11

Artikel 9

In artikel XX.65 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017, wordt een paragraaf 3/1 ingevoegd, luidende:
“§ 3/1. De schuldenaar kan eveneens, in geval van een minnelijk akkoord, bij tegensprekelijk verzoekschrift ter kennis gebracht aan een of meer schuldeisers die geen partij waren bij het akkoord, aan de rechtbank vragen om gematigde termijnen toe te kennen zoals bedoeld in artikel 1244 van het Burgerlijk Wetboek. De betrokken schuldeisers, die van de gedelegeerd rechter toegang krijgen tot het reorganisatiedossier, leggen binnen acht dagen na de kennisgeving, op straffe van verval, een memorie neer in het reorganisatiedossier waaruit blijkt of ze akkoord gaan met tot de gevraagde termijnen of niet. De rechtbank oordeelt in voorkomend geval bij afzonderlijke beslissing of in het vonnis dat de homologatie toestaat.”.

Artikel 10

In artikel XX.77 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° in het tweede lid wordt het tweede streepje aangevuld met de woorden “en, in voorkomend geval, de nadere regels waaronder de elektronische stemming zal gebeuren”;

2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende: “De gedelegeerd rechter waakt erover dat de vertegenwoordigers van de werknemers toegang hebben tot het register.”.

Artikel 11

In artikel XX.78 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° in het eerste lid worden de woorden “mondelinge of schriftelijke” ingevoegd tussen de woorden “in het register, en de” en de woorden “middelen van de schuldenaar en de schuldeisers”;

2° het eerste lid wordt aangevuld met de volgende zin: “De stemming over het plan gebeurt per categorie van schuldeisers tijdens een zitting waar de schuldeisers aanwezig zijn of bij middel van elektronische communicatie. Indien de zitting elektronisch verloopt, voert de schuldeiser die opmerkingen wil indienen, die in RegSol in voor de start van de elektronisch gehouden zitting.”;

3° een lid wordt tussen het vierde en het vijfde lid ingevoegd, luidende: “De stemming kan elektronisch verlopen volgens de nadere regels vastgelegd door de gedelegeerd rechter.”.

Reden van de wijziging

Deze artikelen strekken ertoe de elektronische afhandeling van de reorganisatie mogelijk te maken. Artikel 10 strekt er ook toe de werknemers en hun vertegenwoordigers een betere toegang te geven tot het register. Beide zijn nodig in een periode waarin de afhandeling van de reorganisaties spoed vereist.

Artikel 12

Artikel XX.102, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017, wordt aangevuld met de volgende zin: “De verplichting om het faillissement aan te geven wordt opgeschort zolang de omstandigheden bedoeld in artikel XVIII.1 van dit Wetboek aanwezig zijn, indien de staking van betaling en het feit dat het krediet geschokt is er het gevolg van zijn.”

Reden van de wijziging

De opschorting van de van strafsancties voorziene verplichting om in tijden van algemene crisis aangifte te doen van het faillissement, kan worden verantwoord. Dit belet niet dat de aansprakelijkheid van de bestuurders wel in aanmerking kan komen indien de bestuurder op grond van bestaande modellen moet weten dat de onderneming zelfs met hulp van derden kennelijk niet kan gered worden.

Lees hier het op 10 juni 2020 ingediend wetsvoorstel

Lees ook het artikel:

Tijdelijk moratorium om ondernemingen te beschermen tegen bewarend en uitvoerend beslag en faillietverklaring (en gerechtelijke ontbinding). KB n° 15 van 24 april 2020 in Staatsblad, verlengd bij KB tot 17 juni 2020 (LegalNews.be)

» Bekijk alle artikels: Insolventie & Faillissement