Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact
voor de bouw- en vastgoedsector:
10 aandachtspunten

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 23 april 2024


Vastgoedtransacties
door én met administratieve overheden:
overheidsopdracht of uitgesloten vastgoeddienst?

Dhr. Constant De Koninck (Rekenhof)

Webinar op donderdag 13 juni 2024


Aandachtspunten bij het opstellen
en analyseren van ICT-contracten

Mr. Lynn Pype en mr. Liesa Boghaert (Timelex)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Aansprakelijkheid van hulppersonen
in en buiten de contractketting.
Een analyse in het licht van Boek 6

Prof. dr. Ignace Claeys en mr. Camille Desmet (Eubelius)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024


Vereffening-verdeling van nalatenschappen:
16 probleemstellingen

Mr. Nathalie Labeeuw (Cazimir)

Webinar op vrijdag 26 april 2024

Grondwettelijk Hof 28 mei 2020: korte vervaltermijn van 1 jaar voor alle rechtsvorderingen tot uitzettingsvergoeding bij handelshuur (Lydian)

Auteur: Wouter Neven (Lydian)

Publicatiedatum: 04/11/2020

  • In het kader van de Handelshuurwet kan een handelshuurder op twee vlakken worden uitgezet, namelijk bij:
    1. vervreemding van het verhuurde goed;
    2. weigering van de handelshuurhernieuwing;
  • De mogelijkheid tot uitzetting bij weigering van de handelshuurhernieuwing bestaat slechts in limitatief omschreven gevallen, bijvoorbeeld omdat de handelsverhuurder het goed wenst weder op te bouwen;
  • In zo’n geval van weigering van de handelshuurhernieuwing is de handelsverhuurder een uitzettingsvergoeding verschuldigd aan de handelshuurder afhankelijk van de door handelsverhuurder ingeroepen reden; 
  • In het bijzonder bepaalt artikel 28 van de Handelshuurwet dat rechtsvorderingen voor het verkrijgen van de betaling van een uitzettingsvergoeding “moeten worden ingesteld binnen 1 jaar te rekenen van het feit waarop de vordering gegrond is”;
  • In de zaak ten gronde voor het vredegerecht van Antwerpen (2de kanton) was de handelshuurder van mening dat zijn recht op het vorderen van een uitzettingsvergoeding na de vervreemding van het verhuurde goed niet was vervallen na het verstrijken van één jaar aangezien artikel 28 van de Handelshuurwet enkel van toepassing zou zijn op handelshuurders van wie de handelshuurhernieuwing werd geweigerd;
  • Om die reden werd aan het Grondwettelijk Hof een prejudiciële vraag gesteld of artikel 28 van de Handelshuurwet in die interpretatie leidt tot een verschil in behandeling die niet redelijk verantwoord is; 
  • Het Grondwettelijk Hof beantwoordt de prejudiciële vraag in zijn arrest van 28 mei 2020 bevestigend en stelt dat voor alle rechtsvorderingen tot het bekomen van een uitzettingsvergoeding een vervaltermijn van 1 jaar geldt;
  • Dat is dus ook voor het instellen van een rechtsvordering tot het bekomen van een uitzettingsvergoeding bij de vervreemding van het verhuurde goed. 

Lees hier het originele artikel