Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Handelspraktijken en consumentenbescherming:
recente topics onder de loep

Dr. Stijn Claeys en mr. Arne Baert (Racine)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024


Ondernemingsstrafrecht:
wat wijzigt er door boek I en boek II van het Strafwetboek?

Mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


Vereffening-verdeling van nalatenschappen:
16 probleemstellingen

Mr. Nathalie Labeeuw (Cazimir)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Zekerheden: een update
aan de hand van wetgeving en rechtspraak

Mr. Ivan Peeters en mr. Philip Van Steenwinkel (Hogan Lovells)

Webinar op vrijdag 8 november 2024


Aansprakelijkheid van hulppersonen
in en buiten de contractketting.
Een analyse in het licht van Boek 6

Prof. dr. Ignace Claeys en mr. Camille Desmet (Eubelius)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024

Geldigheidsvoorwaarden voor niet-concurrentiebedingen in overnameovereenkomsten en matigingsbevoegdheid van de rechtbank (M&A for professionals)

Auteur: Kim Van Herck (intui advocaten)

Publicatiedatum: 31/10/2019

Zoals in een eerder blogartikel toegelicht (“Niet-concurrentiebedingen in overnameovereenkomsten: een noodzaak?” – Matthias Jans, 14 april 2016 – zie link), dient een koper van aandelen die wil verhinderen dat de verkoper na de overdracht een concurrerende onderneming start, een expliciet niet-concurrentiebeding in te lassen in de overnameovereenkomst.

Ingevolge het Franse decreet d’Allarde van 1791 geldt er een vrijheid van handel en nijverheid. Dit beginsel bevindt zich thans in Boek II van het Wetboek van economisch recht, Titel 3 (Vrijheid van ondernemen). Aangezien een niet-concurrentiebeding een beperking uitmaakt op deze vrijheid van handel, moeten partijen bij de redactie van het beding met bepaalde grenzen rekening houden.

Een niet-concurrentiebeding moet namelijk steeds beperkt zijn (1) in de tijd; (2) in de ruimte en (3) inzake het voorwerp[1].

Ten eerste moet het beding beperkt zijn in de tijd. De duur moet zich beperken tot de termijn die de koper nodig heeft om cliënteel te vormen, dan wel het aan zich te binden. Deze duurtijd moet beoordeeld worden op grond van de concrete activiteiten van de vennootschap waarvan de aandelen worden overgedragen, zodat deze van geval tot geval verschilt. Bij gebreke aan duidelijke richtlijnen in de Belgische wetgeving, kan verwezen worden naar de beginselen in verband met niet-concurrentiebedingen opgenomen in de Mededeling van de Europese Commissie betreffende beperkingen die rechtstreeks verband houden met en noodzakelijk zijn voor de totstandkoming van concentraties (2005/C 56/03 (Pb. 5 maart 2005)), die onder meer bepalen dat een niet-concurrentiebeding is gerechtvaardigd voor een periode van maximaal drie jaar wanneer de overdracht van de onderneming de overdracht van de klantentrouw in de vorm van zowel goodwill als knowhow omvat, en voor een periode van twee jaar wanneer het beding uitsluitend op goodwill betrekking heeft. Een langere niet-concurrentietermijn zal in het concrete geval door de bedinger moeten kunnen worden gerechtvaardigd.

Ten tweede moet het beding beperkt zijn in de ruimte. Ook dit moet worden beoordeeld op basis van de concrete situatie van de vennootschap waarvan de aandelen worden overgedragen. De territoriale werking van het niet-concurrentiebeding mag niet verder reiken dan het gebied waarbinnen mogelijke activiteiten van de overdrager van de aandelen effectief concurrentieel kunnen zijn. Dit is in principe het gebied waarin de vennootschap haar producten of diensten aanbiedt of concreet van plan is deze aan te bieden, op het ogenblik van de overdracht van de aandelen.

Ten derde mag ook het voorwerp van het niet-concurrentiebeding niet verder reiken dan de relevante activteiten, namelijk de producten en diensten die de economische activiteit vormen van de vennootschap waarvan de aandelen worden overgedragen. Het beding moet dus beperkt zijn tot die specifieke activiteiten die effectief concurrerend zijn met de werkelijke activiteiten van de vennootschap op de datum van de overdracht van de aandelen, of de activiteiten die de vennootschap op de datum van overdracht voornemens is uit te oefenen. De statutaire omschrijving van het voorwerp (“doel”) van de overgelaten vennootschap kan daarbij een leidraad zijn, maar is niet doorslaggevend (vaak wordt het statutaire voorwerp dermate ruim omschreven, dat dit geenszins strookt met de werkelijke activiteiten van de vennootschap).

Lange tijd werd in de rechtspraak geoordeeld dat een clausule die de concurrentievrijheid van de overlater overmatig beperkte (door het niet of niet voldoende inperken van het concurrentieverbod in de ruimte, in de tijd en/of inzake het voorwerp), absoluut nietig was. Een eventuele matiging van het beding was in principe uitgesloten. Concreet leidde de nietigheid van een niet-concurrentiebeding tot het niet-bestaan ervan, zodat elke vorm van concurrentie, waar en wanneer ook, door de overlater mogelijk werd.

In twee principe-arresten van 2015, erkende het Hof van Cassatie echter de mogelijkheid voor de rechtbank om de nietigheid van een niet-concurrentiebeding te beperken door het te matigen (Cass. 23 januari 2015 en Cass. 25 juni 2015). In het eerste arrest oordeelde het Hof dat de rechter een te ruim niet-concurrentiebeding mag matigen tot de wettelijk toegelaten omvang, wanneer deze mogelijkheid tot reductie door de partijen contractueel voorzien was. De contractanten hadden in het betrokken geval een deelbaarheidsbeding in hun contract opgenomen, waarin ze bepaalden dat nietige bedingen bindend bleven voor het gedeelte dat wettelijk toelaatbaar is. In het tweede geval blijkt niet duidelijk uit het arrest of er al dan niet een contractuele mogelijkheid tot matiging was opgenomen. Het arrest laat uitschijnen dat dit niet het geval was. Toch oordeelde het Hof ook hier dat, wanneer een partiële nietigheid mogelijk is, een in principe nietig niet-concurrentiebeding kan gematigd worden, althans wanneer het de bedoeling van de partijen was dat dit beding (gereduceerd) zou blijven voortbestaan. Men kan in dat geval als partij ons inziens moeilijk voorhouden nooit de bedoeling te hebben gehad om een concurrentieverbod aan te gaan.

Om alle discussies te vermijden: wil men de nietigheid vermijden en matiging van een niet-concurrentiebeding mogelijk maken, nemen de contractpartijen best uitdrukkelijk een deelbaarheidsclausule/matigingsbeding op in hun overnameovereenkomst.

Lees hier het originele artikel

 

[1] P.M.: Dit zijn de algemene voorwaarden waaraan een contractueel niet-concurrentiebeding dient te voldoen volgens de heersende rechtspraak en rechtsleer bv. een niet-concurrentiebeding in overnameovereenkomsten, aandeelhoudersovereenkomsten, consultancy overeenkomsten, managementovereenkomsten, enz. Voor bepaalde specifieke gevallen voorziet de wetgever zelf in de geldigheids- en afdwingbaarheidsvoorwaarden van een concurrentieverbod bv. een concurrentieverbod opgelegd aan werknemers of handelsagenten. Deze specifieke gevallen vallen buiten de draagwijdte van deze bijdrage.