Aandachtspunten bij het opstellen
en analyseren van ICT-contracten

Mr. Lynn Pype en mr. Liesa Boghaert (Timelex)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Consumentenbescherming bij de verwerving
van financiële diensten: de laatste ontwikkelingen (optioneel met handboek)

Prof. dr. Reinhard Steennot (UGent)

Webinar op donderdag 30 mei 2024


Handelspraktijken en consumentenbescherming:
recente topics onder de loep

Dr. Stijn Claeys en mr. Arne Baert (Racine)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024

Bewijswaarde van de aanvaarde factuur in het licht van het nieuw Burgerlijk Wetboek (Gevaco Advocaten)

Auteur: Charlotte Van Thienen (Gevaco Advocaten)

Publicatiedatum: 04/11/2019

Met de invoering van het vernieuwde ondernemingsrecht bij wet van 15 april 2018 werd onder meer het ondernemingsbewijs gemoderniseerd. Ik verwijs hiervoor naar mijn uiteenzetting hierover in Nieuwsbrief 45 . Het wetsontwerp van 31 oktober 2018 houdende de invoeging van Boek 8 “Bewijs” in het nieuw Burgerlijk Wetboek zet deze hervorming verder.

De wet van 15 april 2018 houdende hervorming van het ondernemingsrecht (in werking sinds 1 november 2018) hief de bewijsregels uit het Wetboek van koophandel op en laste (tijdelijk) een nieuw artikel 1348bis in in het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 1348bis van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat een door een onderneming aanvaarde factuur bewijs oplevert tegen deze onderneming. De factuur geldt voor allerhande soorten overeenkomsten, daar waar in het vroegere Wetboek van koophandel het bewijs beperkt was tot koop-verkoopovereenkomsten. Bovendien werd het begrip handelaar, voorzien in het oud Wetboek van koophandel, vervangen door het begrip onderneming, hetgeen ruimer is.

Het wetsontwerp houdende de invoeging van Boek 8 “Bewijs” in het nieuw Burgerlijk Wetboek zet de lijn van de bovenstaande versoepelingen en modernisering van de bewijsregels verder.

Het toekomstige artikel 8.11 van het nieuw Burgerlijk Wetboek herneemt de inhoud van artikel 1348bis, mits enkele beperkte wijzigingen.

Het uitgangspunt blijft dat een aanvaarde factuur de aangevoerde rechtshandeling bewijst, op voorwaarde dat zij aanvaard is door de onderneming of niet binnen redelijke termijn is betwist, maar het nieuw Burgerlijk wetboek preciseert dat dit vermoeden weerlegbaar is. De onderneming mag bijgevolg steeds tegenbewijs leveren. Daartoe zullen evenwel ernstige bewijselementen vereist zijn.

Ook tegen niet-ondernemingen kan een aanvaarde factuur ingeroepen worden als bewijs, maar het moet gaan om een uitdrukkelijke aanvaarding of een omstandig stilzwijgen. De factuur zal wel enkel een feitelijk vermoeden kunnen vormen, daar waar in artikel 1348bis van het Burgerlijk Wetboek de aanvaarde factuur nog een wettelijk vermoeden vormde.

Ik stel mij oprecht de vraag waar de wetgever mee bezig is om één jaar na de vorige wetswijziging al een nieuw artikel in te voeren, waarbij de bewijswaarde van een niet-geprotesteerde factuur ernstig wordt afgezwakt.

Belangrijk om nog op te merken is dat deze beperkte bewijswaarde van een factuur tegen een niet-onderneming van dwingend recht is. Clausules die een strengere bewijswaarde toekennen aan facturen zijn nietig.

De nieuwe wet treedt op 01.11.2020 in werking.

Lees hier het originele artikel

» Bekijk alle artikels: Handel & Consument