Vereffening-verdeling van nalatenschappen:
16 probleemstellingen

Mr. Nathalie Labeeuw (Cazimir)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Consumentenbescherming bij de verwerving
van financiële diensten: de laatste ontwikkelingen (optioneel met handboek)

Prof. dr. Reinhard Steennot (UGent)

Webinar op donderdag 30 mei 2024


Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024

Vrijstelling van schenkbelasting bij erfenissprong: Schrapping ‘categorie van goederen’ bij decreet van 21 december 2018: concrete impact en overzicht stand van zaken (Tiberghien)

Auteurs: Rik DeblauweRomina Abiuso en Julie De Preter (Tiberghien)

Publicatiedatum: 02/04/2019

Sinds 1 september 2018 kan men in Vlaanderen goederen die men uit een nalatenschap verkrijgt doorschenken aan zijn afstammelingen met vrijstelling van schenkbelasting ingevolge de nieuwe regeling voorzien in artikel 2.8.6.0.9. van de Vlaamse Codex Fiscaliteit (hierna “VCF”).

Artikel 2.8.6.0.9. VCF bepaalt dat een schenking vrijgesteld kan worden van schenkbelasting indien men bij notariële akte aan zijn afstammelingen (of personen hiermee gelijkgesteld voor de schenkbelasting) goederen doorschenkt die men heeft verkregen uit een nalatenschap en waarover men erfbelasting in het Vlaamse Gewest heeft betaald volgens het tarief voor een verkrijging in de rechte lijn of tussen partners binnen een jaar na het overlijden van de erflater.

Middels het Vlaamse decreet van 21 december 2018 werd het toepassingsgebied van artikel 2.8.6.0.9. VCF verruimd door de schrapping van de bewoordingen ‘categorie van goederen’.

De Vlaamse belastingdienst heeft in haar standpunt van 18 februari 2019 de toepassing van de beperkingen zoals voorzien in artikel 2.8.6.0.9. VCF verduidelijkt aan de hand van concrete voorbeelden.

 1. BEPERKINGEN VRIJSTELLING DOORGEEFSCHENKING

Deze vrijstelling kent de volgende belangrijke beperkingen, waarvan de eerste hierna vermelde beperking als enige gewijzigd werd bij decreet van 21 december 2018:

(i) De vrijstelling is beperkt tot het bedrag van de erfbelasting die geheven werd op de goederen die doorgeschonken worden.

Voorbeeld3: Tom erft 40.000 euro waarover hij 1.100 euro erfbelasting heeft betaald. Tom wenst 30.000 euro aan zijn zoon te schenken. De overige 10.000 euro wenst hij zelf te behouden. Over de schenking aan zijn zoon is in principe 900 euro schenkbelasting verschuldigd (3% van 30.000).

De erfbelasting die over de geschonken goederen werd betaald bedraagt 825 euro (1.100 x (30.000/40.000)). Aangezien de vrijstelling nooit hoger kan zijn dan de erfbelasting die betaald werd over de geschonken goederen, betekent dit dat de vrijstelling maximaal 825 euro kan bedragen. Er zal dus nog 75 euro schenkbelasting verschuldigd zijn.

In de oorspronkelijke versie van artikel 2.8.6.0.9. VCF4 werd voorzien dat voor de berekening van de betaalde erfbelasting alleen rekening werd gehouden met de erfbelasting betaald ‘op de betrokken categorie goederen’. Dit betekende concreet dat voor de berekening van de vrijstelling slechts rekening gehouden werd met de erfbelasting die betaald werd over goederen van dezelfde aard, roerend of onroerend, als de doorgeschonken goederen.

In de memorie van toelichting bij het decreet van 21 december 2018 wordt uitdrukkelijk gesteld dat dit een ‘bijkomende en foutieve’ beperking betekende.5 Aangezien het niet de bedoeling was van de decreetgever om te vereisen dat de geschonken goederen van dezelfde aard dienen te zijn als de geërfde goederen om de vrijstelling te kunnen genieten en de nadruk ligt op de waarde van de goederen die wordt geschonken, ongeacht hun roerende of onroerende aard, werd het vierde lid van artikel 2.8.6.0.9. VCF bij decreet van 21 december 2018 in die zin aangepast door de bewoordingen ‘op de betrokken categorie goederen’ te schrappen.

Dit betekent dat voor de berekening van het plafond van de vrijstelling rekening gehouden wordt met de erfbelasting betaald over alle goederen, ongeacht hun roerend of onroerend karakter, wat tot een vereenvoudiging, en in vele gevallen tot een hogere vrijstelling (of vermindering) van schenkbelasting zal leiden.

(ii) Ten tweede, is de vrijstelling beperkt tot de brutowaarde van de met erfbelasting belaste goederen. De vrijstelling zal proportioneel beperkt worden indien men meer of minder schenkt dan de brutowaarde van de met erfbelasting belaste goederen.

Onderstaand voorbeeld verduidelijkt de wijze waarop de vrijstelling proportioneel beperkt wordt.

Voorbeeld6: Tom erft van zijn vader banktegoeden ter waarde van 150.000 euro. Binnen het jaar schenkt hij 180.000 euro aan zijn zoon. In principe zal er over deze schenking 5.400 euro schenkbelasting verschuldigd zijn (3% van 180.000 euro). Indien de vrijstelling van artikel 2.8.6.0.9 VCF van toepassing is, zal niet het volledige bedrag van schenkbelasting vrijgesteld worden, aangezien Tom meer schenkt dan wat hij uit de nalatenschap van zijn vader verkreeg. De vrijstelling zal slechts 4.500 euro bedragen, gelet op de verhouding tussen de geschonken goederen en de geërfde goederen ((150.000/180.000) x 5.400 = 4.500). Er zal bijgevolg nog 900 euro schenkbelasting verschuldigd zijn.

Indien een gelijktijdige schenking aan verschillende begiftigden wordt gedaan, dient de vrijstelling verhoudingsgewijs te worden opgesplitst over de verschillende begiftigden.7

Voorbeeld8: Tom heeft roerende goederen geërfd ter waarde van 50.000 euro, waarover 1.500 euro erfbelasting betaald werd. Vervolgens doet hij een schenking van 30.000 euro aan zijn oudste kind en een schenking van telkens 10.000 euro aan zijn twee andere kinderen.

De vrijstelling dient proportioneel verdeeld te worden over de kinderen:

  • 900 euro voor het oudste kind (= 1.500 x (30.000/50.000);
  • Tweemaal 300 euro voor de andere kinderen (= 1.500 x (10.000/50.000)).

(iii) Voor onroerende goederen geldt, in tegenstelling tot wat het geval is voor roerende goederen, een identiteitsvereiste.

De identiteitsvereiste houdt in dat enkel de onroerende goederen die verkregen werden uit de nalatenschap van de erflater kunnen worden doorgeschonken met vrijstelling van schenkbelasting. Onroerende goederen die volledig vreemd zijn aan de nalatenschap van de erflater, kan men bijgevolg niet doorschenken met vrijstelling van schenkbelasting.

Hierbij is het evenwel van belang om op te merken dat dit niet betekent dat de vrijstelling van schenkbelasting beperkt is tot onroerende goederen die in hun geheel in de nalatenschap aanwezig zijn.9 Zo verduidelijkt de parlementaire voorbereiding10 dat indien een erfopvolger voor het overlijden reeds zakelijke rechten op het onroerend goed had en bv. onverdeeld mede-eigenaar was, men kan genieten van de vrijstelling van schenkbelasting. In deze gevallen is het onroerend goed immers niet volledig vreemd aan de nalatenschap.

De identiteitsvereiste voorzien voor de doorgeefschenking van onroerende goederen is niet voorzien voor de doorgeefschenking van roerende goederen. Daar waar onroerende goederen nog perfect identificeerbaar zijn na de vererving, is dit veel minder het geval met roerende goederen. Bij roerende goederen betreft het immers vaak soortzaken die na vererving vermengd raken met de persoonlijke goederen van de erfopvolger.11 Voor roerende goederen die men wenst door te schenken, is het bijgevolg niet vereist dat deze verkregen werden uit de nalatenschap van de erflater.

(iv) Overige voorwaarden

Artikel 2.8.6.0.9. VCF, lid 7 voorziet nog de volgende bijkomende voorwaarden:

Met betrekking tot het overlijden dat aanleiding vormt voor de erfenissprong:

  • het overlijden dateert van na 31 augustus 2018;
  • de nalatenschap valt open in het Vlaams Gewest;
  • de erfbelasting werd betaald.

Met betrekking tot de schenking:

  • de schenking gebeurt bij notariële akte;
  • de schenking is niet gebonden aan een termijn of aan een opschortende voorwaarde;
  • in de schenkingsakte wordt de vrijstelling formeel gevraagd overeenkomstig artikel 3.12.3.0.1, § 1, 3° en 4° VCF.
2. Concrete impact schrapping “per categorie”? Enkele casussen.

2.1. Doorgeefschenking van roerende goederen die volledig vreemd zijn aan de nalatenschap en waarbij de nalatenschap enkel bestaat uit onroerende goederen?

De schrapping van de bewoording ‘op de betrokken categorie goederen’ heeft voor de doorschenking van roerende goederen onder meer tot gevolg dat deze goederen met vrijstelling kunnen worden doorgeschonken zelfs indien de nalatenschap slechts bestaat uit onroerende goederen, evenwel rekening houdend met de limieten zoals hiervoor vermeld.

Voorbeeld: Tom erft een onroerend goed uit de nalatenschap van zijn vader. Hij wenst dit onroerend goed zelf te behouden. Hij bezit echter ook een effectenportefeuille die hij wel reeds aan zijn kinderen wenst te schenken. Ingevolge het decreet van 21 december 2018 kan de schenking van de effectenportefeuille nu ook met vrijstelling van schenkbelasting plaatsvinden, ondanks het feit dat Tom alleen onroerend goed verkregen had uit de nalatenschap van zijn vader.

2.2. Doorgeefschenking van de gezinswoning die vrij van erfbelasting is vererfd naar de langstlevende partner?

Gezien de beperking ten belope van de betaalde erfbelasting niet langer berekend wordt per categorie van goederen, roerend en onroerend, maar er rekening wordt gehouden met de erfbelasting betaald over de totaliteit van goederen, kan men een vrijstelling van schenkbelasting genieten bij de doorschenking van een gezinswoning die verkregen werd met vrijstelling van erfbelasting indien er erfbelasting betaald werd over roerende goederen.

Voor wat betreft de beperking aangaande de brutowaarde van de goederen in de nalatenschap voorzag het oorspronkelijke decreet reeds geen beperking per categorie. De waarde van de vrijgestelde gezinswoning komt aldus in aanmerking ten belope van de brutowaarde van de roerende en/of onroerende goederen in de nalatenschap.

De gezinswoning moet minstens gedeeltelijk uit de nalatenschap verkregen zijn ingevolge de identiteitsvereiste van toepassing op een doorgeefschenking van onroerende goederen.

Voorbeeld: Bij het overlijden van zijn echtgenote, erft Tom het onverdeeld aandeel van zijn echtgenote in de gezinswoning. Daarnaast erft hij tevens een effectenportefeuille. Hij wenst het onverdeeld aandeel van zijn echtgenote in de gezinswoning meteen door te schenken aan zijn kinderen. Gelet op de vrijstelling van erfbelasting op de vererving van de gezinswoning tussen echtgenoten, was Tom slechts erfbelasting verschuldigd op de verkrijging van de effectenportefeuille. Aangezien sinds het decreet van 21 december 2018 voor de berekening van het plafond van de vrijstelling zowel rekening wordt gehouden met de erfbelasting betaald over de onroerende goederen als over de roerende goederen, zal Tom de gezinswoning kunnen doorschenken met vrijstelling13 van schenkbelasting.

3. CONCLUSIE

Het decreet van 21 december 2018 biedt een aantal nieuwe opportuniteiten. Het wordt nu mogelijk om roerende goederen door te schenken met vrijstelling van schenkbelasting, ook indien men alleen (of voornamelijk) onroerende goederen verkrijgt uit een nalatenschap. Hierdoor heeft men nu een grotere keuzemogelijkheid met betrekking tot de goederen die men wenst door te schenken aan zijn kinderen, wat interessant kan zijn in het kader van een familiale planning.

De van erfbelasting vrijgestelde gezinswoning tussen partners, kan worden doorgeschonken met vrijstelling van schenkbelasting ten belope van de waarde van de vererfde (roerende en onroerende) goederen en het bedrag aan betaalde erfbelasting (over de roerende en onroerende goederen) in het Vlaamse Gewest.

Lees hier het originele artikel

1 Artikel 15 Decr.Vl. 21 december 2018, BS 28 december 2018.

2 SP 19021 van 18 februari 2018.

3 Zie o.a. het antwoord van Minister Tommelein in het Verslag namens de Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting uitgebracht door Jos Lantmeeters over het ontwerp van decreet, Parl.St. Vl. Parl. 2018-19, nr.1716/2, p10.

4 Zoals ingevoerd door Decr.Vl. 6 juli 2018 (BS 20 juli 2018).

5 Zie het antwoord van Minister Tommelein in het Verslag namens de Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting uitgebracht door Jos Lantmeeters over het ontwerp van decreet, Parl.St. Vl. Parl. 2018-19, nr.1716/2, p10.

6 Zie o.a. het antwoord van Minister Tommelein in het Verslag namens de Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting uitgebracht door Jos Lantmeeters over het ontwerp van decreet, Parl.St. Vl. Parl. 2018-19, nr.1716/2, p10.

7 Zie ook voorbeeld 1 in het recente standpunt van de Vlaamse Belastingdienst nr. 19021 van 18 februari 2019.

8 Parl. St. Vl.Parl. 2017-2018, doc 1584-1, 20.

9 R. Deblauwe, “Het nieuwe erfrecht en zijn fiscale consequenties”, AFT 2018/10, 31.

10 Parl. St. Vl.Parl. 2017-2018, doc 1584-1, 18.

11 R. Deblauwe, “Het nieuwe erfrecht en zijn fiscale consequenties”, AFT 2018/10, 31.

12 Wel rekening houdend met de gestelde limieten uiteraard.

13 Ook hier: rekening houdend met de gestelde limieten. De “vrijstelling” resulteert in praktijk immers dikwijls in een vermindering van belasting.

» Bekijk alle artikels: Successie & Vermogen