Faillissementsrecht:
recente wetgeving én rechtspraak anno 2024

Mr. Ilse van de Mierop en mr. Charlotte Sas (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 6 december 2024


Aandeelhoudersovereenkomsten
in het licht van de nieuwe wetgeving

Mr. Michaël Heene (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 31 mei 2024


Zekerheden: een update
aan de hand van wetgeving en rechtspraak

Mr. Ivan Peeters en mr. Philip Van Steenwinkel (Hogan Lovells)

Webinar op vrijdag 8 november 2024


Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024

Eenvoudiger toegang tot de WCO zorgt voor extra zuurstof voor ondernemingen in moeilijkheden (Seeds of Law)

Auteurs: Aurélie Glinne en Leo Peeters (Seeds of Law)

Publicatiedatum: 16/04/2021

Meer dan twee maanden hebben we er op moeten wachten, maar op 21 maart 2021 kwam eindelijk de goedkeuring van de wet die de insolventiewetgeving gedeeltelijk en tijdelijk hervormt.

Dit was bijna twee maanden nadat het algemene moratorium op faillissementen dat sinds 28 oktober 2020 van kracht is, afliep.

1. Waarom deze wetgevende tussenkomst noodzakelijk was

Het belangrijkste doel van deze maatregel is het bestaande instrumentarium van het insolventierecht aan te passen aan de behoeften van de Belgische ondernemingen die ten gevolge van de coronacrisis met grote financiële moeilijkheden te kampen hebben.

Deze aanpassingen, die weliswaar van tijdelijke aard zijn, waren noodzakelijk aangezien de coronamaatregelen de economie van het land zwaar hebben getroffen.

Van alle Belgische ondernemingen hebben vooral de KMO’s het meest te lijden onder cashflowproblemen, en hun gebrek aan liquiditeit vormt een ernstige bedreiging voor de voortzetting van hun activiteiten.

De “gerechtelijke reorganisatie” (verder “WCO”) is één van de reddingsmechanismen waarop een onderneming beroep kan doen om haar voortbestaan te garanderen. Deze procedure is echter zeer strikt, omdat ze vereist dat heel wat bewijsstukken worden ingediend. Gebeurt dit niet, dan wordt het verzoek van de onderneming die om bescherming verzoekt, maar ook haar schuldeisers wenst terug te betalen, niet aanvaard door het Hof.

De wetgever heeft daarom besloten in te grijpen om de vereisten voor de procedure te versoepelen, de procedure te moderniseren en deze toegankelijker te maken, zoals u hieronder zelf zult zien.

2. Invoering van een voorbereidende fase en van het pre-pack-akkoord

De wet van 21 maart 2021 brengt een belangrijke vernieuwing in de klassieke WCO, met de invoering van een nieuw concept en een nieuwe wettelijke bepaling.

Het is thans mogelijk een voorbereidende of pre-packfase in te leiden – of het nu gaat om een WCO bij minnelijk akkoord in het geval van één schuldeiser, of om een WCO bij collectief akkoord in het geval van meerdere schuldeisers. Deze fase heeft dan als doel onderhandelingen te voeren met de schuldeiser(s) om te trachten een akkoord of meerdere akkoorden te bereiken, dit alles in alle vertrouwelijkheid. Zulk voorbereidend akkoord wordt ook wel “pre-pack-akkoord” genoemd.

Over zulk akkoord wordt onderhandeld vóór de toelating tot de WCO-procedure als zodanig, die de vorm zal aannemen van een “versnelde WCO-procedure”.

Hoe gaat dit praktisch in zijn werk?

De onderneming in moeilijkheden verzoekt de voorzitter van het Hof een gerechtelijk mandataris aan te wijzen, die onderhandelingen zal voeren om het sluiten van een pre-pack akkoord te faciliteren.

De onderneming moet dan aantonen dat haar continuïteit op korte of lange termijn wordt bedreigd, en moet een aantal documenten voorleggen, namelijk

  • een overzicht van de feiten die tot de moeilijke financiële situatie hebben geleid en die een aanvraag tot gerechtelijke reorganisatie rechtvaardigen;
  • de laatste twee jaarrekeningen die bij de Nationale Bank van België (BNB) hadden moeten zijn neergelegd, alsook die van het laatste boekjaar dat nog niet is neergelegd, of ingeval het een personenvennootschap betreft, de laatste twee aangiften in de personenbelasting.

Deze voorbereidende fase vindt plaats in alle vertrouwelijkheid. Dit is belangrijk om te voorkomen dat schuldeisers, zoals banken, de leningen onmiddellijk opzeggen en de onderneming nog verder in economische moeilijkheden brengen.

In het kader van de klassieke procedure is de onderneming beschermd tegen haar schuldeisers zodra het verzoek tot WCO is ingediend en minstens totdat de rechtbank uitspraak heeft gedaan.

Dit is niet automatisch het geval voor deze specifieke pre-pack-procedure, maar tijdens de voorbereidende fase kan de onderneming kwijting worden verleend voor het geheel of een deel van haar schulden in maandelijkse termijnen, en/of extra tijd krijgen om haar schulden te betalen. 

Indien de rechtbank dit toestaat, geniet de onderneming een soortgelijke bescherming ten aanzien van haar schuldeisers, die haar gedurende een periode van maximaal 4 maanden niet kunnen vervolgen.

Aan het einde van zijn opdracht deelt de gerechtelijke mandataris het pre-pack-akkoord mee aan de voorzitter. De voorzitter acteert vervolgens dit akkoord en zendt het volledige dossier naar het Hof voor de opening van de “versnelde” WCO-procedure. Zodra het dossier is doorgezonden, geniet de onderneming de klassieke bescherming van de schorsing, d.w.z. zij kan niet door haar schuldeisers voor faillissement of ontbinding gedagvaard worden en er kunnen geen uitvoeringsmaatregelen (beslag en andere) tegen haar worden genomen.

In normale omstandigheden behandelt het Hof het verzoek tot WCO binnen 15 dagen na de indiening ervan. Het doet dan uitspraak binnen 8 dagen na de zitting. Als aan de voorwaarden is voldaan, verklaart het Hof de WCO geopend en stelt het de duur ervan vast op maximaal 6 maanden.

In het kader van deze versnelde procedure voor geringe vorderingen opent de rechtbank in geval van geringe vorderingen bij minnelijk akkoord (slechts één schuldeiser) de procedure binnen 5 werkdagen na de toezending van het dossier, en wordt in de loop van de maand een zitting vastgesteld voor de homologatie van het akkoord. In geval van een collectief akkoord (meerdere schuldeisers) opent de rechtbank eveneens binnen 5 werkdagen de reorganisatieprocedure, en wordt uiterlijk binnen 3 maanden een zitting gepland.

Het is vanwege deze uitzonderlijk korte termijnen dat er sprake is van een “versnelde WCO-procedure”.

3. Het insolventierecht aangepast

De wet van 21 maart 2021 introduceert niet alleen een nieuw concept, maar past ook diverse bepalingen van het insolventierecht aan.

Het betreft onder meer aanpassingen die noodzakelijk geworden zijn door de “social distance” regels, namelijk door uitsluitend elektronische maatregelen in te voeren (schriftelijke indiening van het verslag van de gedelegeerd rechter op REGSOL waar dat voorheen mondeling ter zitting moest gebeuren), en ook aanpassingen in verband met de verlenging van bepaalde termijnen (bijvoorbeeld langere termijnen voor de behandeling van een dossier door de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden).

Maar de belangrijkste wetgevende aanpassingen betreffen de ontvankelijkheid en de aanvaarding van het verzoek tot WCO.

3.1 Verzoek tot WCO en overlegging van documenten

Normaliter moeten een aantal documenten bij de aanvraag tot gerechtelijke reorganisatie gevoegd worden, dit op straffe van niet-ontvankelijkheid. Indien deze documenten niet worden overgelegd, wordt het verzoek automatisch niet-ontvankelijk verklaard waardoor de schuldenaar overgeleverd wordt aan de genade van zijn schuldeisers en riskeert failliet te worden verklaard wanneer hij zijn schulden niet kan betalen.

Vanaf 26 maart 2021 moeten deze documenten nog steeds worden overgelegd, maar ze worden niet langer voorgeschreven op straffe van niet-ontvankelijkheid, wat de procedure toegankelijker moet maken voor KMO’s met liquiditeitsproblemen.

Deze documenten overleggen als zodanig brengt kosten met zich mee die soms te hoog zijn voor bepaalde ondernemingen (accountantskosten, advocaten, enz.). Deze bedrijven zitten al krap bij kas en kunnen dergelijke kosten niet altijd opbrengen waardoor ze uiteindelijk niet in staat zijn de vereiste elementen voor te leggen.

Als gevolg van de coronamaatregelen die nu iets meer dan een jaar van kracht zijn, is het onvermijdelijk dat veel KMO’s zich in deze situatie bevinden.

Met de wet van 21 maart 2021 heft de wetgever deze sanctie van niet-ontvankelijkheid ingeval de vereiste documenten niet overlegd worden, tijdelijk op.

Zij biedt deze ondernemingen dus extra “zuurstof”. Ondernemingen die niet in staat zijn de vereiste documenten toe te voegen op het ogenblik waarop hun verzoek tot een WCO wordt ingediend, kunnen dit alsnog doen uiterlijk 2 dagen voor de inleidende zitting.

Indien zij ondanks deze termijn niet in staat zijn deze documenten te overleggen, moeten zij deze onmogelijkheid motiveren door middel van een nota waarin gedetailleerd wordt aangegeven waarom zij deze documenten niet hebben kunnen verstrekken. Deze nota moet uiterlijk twee dagen voor de zitting worden ingediend. Bijgevolg wordt, enerzijds, de sanctie van niet-ontvankelijkheid opgeheven en, anderzijds, biedt de wet het Hof thans de mogelijkheid om het verzoek van de schuldenaar in te willigen, zelfs bij gebreke van de wettelijk vereiste documenten.

In elk geval beslist het Hof over het verzoek om een prejudiciële beslissing op basis van de elementen en de informatie die het heeft ontvangen.

Deze belangrijke aanpassing brengt aan de procedure als zodanig de verwachte en aangekondigde flexibiliteit, alsook een zeker moratorium met betrekking tot de hierboven genoemde sanctie van niet-ontvankelijkheid.

Op dit moment verkeren veel KMO’s als gevolg van de coronamaatregelen in economische moeilijkheden met als gevolg dat zij alleen door een WCO gered kunnen worden.

3.2 Voorwaarde(n) voor het openen van een WCO

De WCO wordt geopend als de continuïteit van de onderneming wordt bedreigd, op korte of op lange termijn.

Sinds 26 maart 2021 belet het feit dat de onderneming in de afgelopen drie jaar reeds het voorwerp is geweest van een WCO, haar niet langer om een nieuwe procedure in te leiden. Als de onderneming in de afgelopen vijf jaar al een verzoek tot opening van een WCO heeft ingediend en gekregen, kunnen de rechten van de schuldeisers die in de eerste procedure zijn verkregen, in de nieuwe procedure voortaan niet meer ter discussie worden gesteld.

3.3 Stemming over het reorganisatieplan

In het geval van een WCO bij collectief akkoord stelt de rechtbank een zitting vast waarop de schuldeisers zich al dan niet uitspreken over het reorganisatieplan dat de vennootschap voorstelt.

De wet van 21 maart 2021 maakt het nu mogelijk om de stemming over dit reorganisatieplan elektronisch te laten verlopen, om te voorkomen dat er op een zitting meerdere sprekers aanwezig moeten zijn.

4. Vrijstelling van belasting

De WCO bij collectief akkoord stelt de schuldenaar in staat met zijn schuldeisers te onderhandelen over een afbetalingsplan, dat ook een beperkte vermindering van bepaalde vorderingen kan inhouden.

Om het gebruik van de WCO aan te moedigen, voorziet de wet reeds in een belastingvrijstelling voor schuldeisers die hun vorderingen in het kader van collectief akkoord laten verminderen.

De wet van 21 maart 2021 breidt deze fiscale stimulans uit tot minnelijke akkoorden die tijdens de voorbereidende fase worden gesloten.

5. Gelimiteerd in de tijd …

De wet is op 26 maart 2021 in werking getreden, behalve voor wat betreft de indiening van het verslag van de gedelegeerd rechter voor de elektronische stemming van het reorganisatieplan, de elektronische stemming van de plannen van de WCO bij collectief akkoord en de modaliteiten van de stemming in persoon of op afstand.

Zij vervalt op 30 juni 2021, maar deze termijn kan verlengd worden. Een evaluatie is gepland voor uiterlijk 15 juni 2021; bij die gelegenheid zullen voorstellen voor verbetering worden gedaan.

6. Conclusie

Wij zijn uiteraard tevreden met deze nieuwe wetgeving, die zeker zal bijdragen tot de bescherming van heel wat bedrijven en van de economie van het land. Deze “nieuwe” bepalingen zijn nog maar kort van kracht en daarom kunnen we er nog geen volledige praktische gevolgen uit trekken.

Als insolventiespecialisten willen wij echter een paar opmerkingen maken.

In de eerste plaats betekent deze aanzienlijke versoepeling dat het Hof in theorie het verzoek van een vennootschap tot een WCO zou kunnen inwilligen zonder zelfs maar de financiële situatie van die vennootschap te hebben kunnen vaststellen door middel van een behoorlijke boekhouding.

Het Hof zou dus als het ware “blindelings” tewerk gaan waardoor het ertoe zou kunnen worden gebracht een schuldenaar die te goeder trouw handelt, maar helaas ook een schuldenaar die te kwader trouw handelt, op zijn woord te geloven. Dit “achterdeurtje” in de wetgeving zou dus een open deur kunnen zijn naar allerlei vormen van misbruik.

Enerzijds zouden sommige ondernemingen die niet voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een WCO, er toch voordeel uit kunnen halen.

Er bestaat een reëel risico dat de WCO wordt afgeleid van zijn doel, namelijk het herstel van de continuïteit en de hulp aan ondernemingen in moeilijkheden die bereid zijn een oplossing te zoeken voor hun problemen, ten nadele van de rechten van de schuldeisers die op de een of andere manier benadeeld worden door de opening van een WCO en de schorsing die hen opgelegd wordt.

Anderzijds kunnen de rechterlijke instanties, bij gebrek aan bewijsstukken betreffende de financiële situatie van de onderneming en haar winstvooruitzichten, te terughoudend zijn om een WCO te openen en een schorsing toe te staan aan ondernemingen die in dergelijke omstandigheden aan alle vereisten zouden voldoen om in aanmerking te komen.

De praktijk zal het ongetwijfeld mogelijk maken om enkele waarborgen in te bouwen voor deze tijdelijke wetgeving.

Een andere onvolkomenheid van de wet, die wij aan de kaak willen stellen, betreft de tijdelijke toepassing ervan. Deze nieuwe insolventieregels moeten er in de eerste plaats en uitsluitend op gericht zijn ondernemingen te redden die al een jaar lang te kampen hebben met onevenredig grote economische moeilijkheden, die met de maand erger worden en hun levensvatbaarheid steeds meer in gevaar brengen. Het valt dan ook te betreuren dat deze toepassingsperiode niet van meet af aan voor een langere periode toepasselijk is gemaakt en wij hopen dat bij de wetgevingsbeoordeling op 15 juni een verlenging zal worden overwogen. 

Lees hier het originele artikel

» Bekijk alle artikels: Insolventie & Faillissement