Ondernemingsstrafrecht:
wat wijzigt er door boek I en boek II van het Strafwetboek?

Mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


Aandeelhoudersovereenkomsten
in het licht van de nieuwe wetgeving

Mr. Michaël Heene (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 31 mei 2024


HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024

Wat wijzigt er met betrekking tot mijn rekening-courant vanaf 1 januari 2018 (of 1 januari 2020)? (PAQT Advocaten)

Auteur: PAQT Advocaten

Publicatiedatum: 20/06/2018

Eén van de middelen waarover u als bedrijfsleider beschikt om relatief gemakkelijk geldmiddelen uit de vennootschap te verkrijgen of, in de omgekeerde situatie, te verschaffen aan de vennootschap, betreft de rekening-courant.

Schema 1.png

Indien u als bedrijfsleider door (geld)opnames in een schuldpositie verkeert ten aanzien van de vennootschap, dient u een voldoende hoge rente te betalen teneinde een belastbaar voordeel van alle aard te vermijden. Indien u geen of een te lage rente aanrekent op de schuld die u heeft ten aanzien van de vennootschap, is de fiscus van oordeel dat u een voordeel (van alle aard) verkrijgt dat u enkel te danken heeft aan uw hoedanigheid van bedrijfsleider. De waarde van dit voordeel van alle aard dat men verkrijgt indien men renteloos of tegen een (volgens de fiscus) te lage rente geniet, wordt op een forfaitaire manier vastgesteld en wordt jaarlijks aangepast (artikel 18, §3 KB/WIB 92).

Voor de periode vanaf 1 januari 2017 bedraagt de rentevoet voor de berekening van het voordeel van alle aard voor de rekening-courant 8,78%.[1] Het gaat m.a.w. om een zeer hoog interestpercentage, zeg maar een woekerinterest, wat volgens ons om meerdere redenen juridisch betwistbaar is, maar het zou ons te ver leiden om hierop verder in te gaan.

Schema 2.png

De omgekeerde situatie komt in de praktijk ook vaak voor, namelijk dat een bedrijfsleider geld leent aan zijn vennootschap via een creditering van de rekening-courant. De vennootschap betaalt op deze schuld aan de bedrijfsleider eveneens interesten.

Men is echter niet vrij om het rentetarief van de aan de bedrijfsleider verschuldigde interesten te bepalen. De neiging zou namelijk kunnen zijn om héél hoge interesten aan te rekenen en op die manier geld privé te verkrijgen.

Echter, wanneer de vennootschap aan haar bedrijfsleider een interest betaalt die hoger is dan de “marktrente”, is het gedeelte van de interest boven deze marktrente niet aftrekbaar in hoofde van de vennootschap (artikel 55 WIB 92). Bovendien kan de fiscus in bepaalde gevallen (artikel 18, lid 1, 4° WIB 92) het gedeelte van de interesten boven de marktrente herkwalificeren in een dividend.

Meningsverschillen met de fiscus omtrent hoeveel deze marktrente dan precies bedraagt, komen in de praktijk wel eens voor, aangezien het begrip “marktrente” tot op heden niet gedefinieerd wordt. Hierdoor kan men het begrip ruim interpreteren. Dikwijls wordt er ter verantwoording een voorstel van kaskrediet door een financiële instelling voorgelegd, maar de fiscus gaat hier niet altijd in mee.

Om dergelijke betwistingen naar de toekomst toe te voorkomen en de nodige rechtszekerheid te creëren, werd in de wet tot hervorming van de vennootschapsbelasting van 25 december 2017 bepaald welke rentevoet op het creditsaldo van de rekening-courant in hoofde van de wetgever aanvaardbaar is. Er werd namelijk een referentiemarktrentevoet opgenomen in de wet, doch enkel voor interesten die betrekking hebben op periodes na 31 december 2019.

De referentierentevoet betreft de door de Nationale Bank van België bekendgemaakte MFI-rentevoet voor leningen voor een bedrag tot 1.000.000 euro met een variabel tarief en een initiële rentebepaling tot een jaar, verstrekt aan niet-financiële vennootschappen in november van het kalenderjaar vóór het kalenderjaar waarop de interesten betrekking hebben. Die rente mag forfaitair verhoogd worden met 2,5 %. De relevante MFI-rentevoet kan gemakkelijk teruggevonden worden op de website van de NBB.

Mocht men dit toepassen op leningen afgesloten in 2017, komt dit neer op een rentevoet van 4,19 % (zijnde 1,69 % (rentetarief november 2016) + 2,5 %). Gelieve voor ogen te houden dat er geen wettelijke verplichting bestaat om de op die manier berekende marktrente toe te passen voor de jaren 2018 en 2019. Vanaf 1 januari 2020 dient u dit percentage echter wel toe te passen.

Lees hier het originele artikel

[1] Het Koninklijk Besluit van 26 januari 2018 (B.S. 30 januari 2018).

» Bekijk alle artikels: Vennootschappen & Verenigingen