Aansprakelijkheid van hulppersonen
in en buiten de contractketting.
Een analyse in het licht van Boek 6

Prof. dr. Ignace Claeys en mr. Camille Desmet (Eubelius)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact
voor de bouw- en vastgoedsector:
10 aandachtspunten

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 23 april 2024


Zekerheden: een update
aan de hand van wetgeving en rechtspraak

Mr. Ivan Peeters en mr. Philip Van Steenwinkel (Hogan Lovells)

Webinar op vrijdag 8 november 2024


Vereffening-verdeling van nalatenschappen:
16 probleemstellingen

Mr. Nathalie Labeeuw (Cazimir)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


De invoering van Boek 6
en de impact voor de medische sector

Prof. dr. Christophe Lemmens (Dewallens & Partners)

Webinar op vrijdag 4 oktober 2024

Precontractuele plichten: de vrijheid al dan niet te contracteren (Prof. Matthias E. Storme)

Auteur: Prof. Matthias E. Storme (gewoon hoogleraar KU Leuven)

Publicatiedatum: 24/08/2020

Dit is een uittreksel uit de tekst ‘Verbintenissenrecht’ van Prof. Matthias E. Storme (gewoon hoogleraar KU Leuven).

Deze tekst is een overzicht dat zich vooral toespitst op wat er de voorbij 20 jaar in het verbintenissenrecht geschiedde naast een grondiger uitwerking van voornamelijk enkele meer complexe vragen of rechtsfiguren.

Ook bij themata die in de klassieke handboeken minder aan bod komen, wordt in de tekst iets ruimer op de theorie ingegaan.

a. Onderhandelingen en goede-trouw-eis

1° Wanneer mogelijk onrechtmatig

In beginsel bestaat er geen verplichting tot onderhandelen met het oog op een overeenkomst, behalve in de gevallen besproken onder c). Wel geldt dat wanneer er onderhandeld wordt, dit te goeder trouw dient te gebeuren. De goede-trouw-eis speelt immers ook in de precontractuele fase
(o.a. Cass. 4 september 2000).

Parallel onderhandelen mag zolang men tegenpartij niet op het verkeerde been zet (bv. Hof Bergen 14 oktober 2008[1]); een partij op kosten jagen en aan het lijntje houden en dan plots onderhandelingen afbreken kan een fout uitmaken (bv. Hof Luik 26 juni 2008[2]). Zo kan het een fout uitmaken om niet tijdig de elementen die een partij substantieel vindt op tafel te leggen[3] (dit los van het feit dat bij gebrek aan voorbehoud voor bijkomende elementen een aanbod dat alle objectief essentiële elementen bevat en aanvaard wordt, sowieso tot gebondenheid leidt omdat er dan reeds een overeenkomst tot stand is gekomen). Zie ook hieronder b.2° over de informatie die men tijdig moet meedelen in voorstellen voor een consumentenovereenkomst.

Onderhandelingen afbreken omdat men elders een hogere prijs kan bekomen (als verkoper) is op zichzelf niét onrechtmatig[4], net zomin als wanneer men elders een lagere inkoopprijs kan bekomen als koper. Dezelfde vrijheid geldt in beginsel ook voor onderhandelingen om een overeenkomst die ten einde gaat komen al dan niet te verlengen[5].

2° Sanctie

In beginsel is de sanctie schadevergoeding begroot op het negatief contractsbelang. Dit betekent dat men de schadelijdende partij plaatst in de situatie waarin die zich zou bevonden hebben indien er niet was onderhandeld, ze niet op kosten was gejaagd, enz. Dit kan ook het verlies omvatten van kansen die men had kunnen benutten door met anderen te onderhandelen en een overeenkomst te sluiten. In die zin komt de winst uit het contract met de afbreker in beginsel niet in aanmerking, maar wel diegene die men met een alternatief contract zou hebben behaald. Toch is er rechtspraak die in sommige gevallen van verregaande onderhandelingen ook winstderving uit het met de afbreker niet gesloten contract toekent.

3° Overlevende verplichtingen na onderhandelingen

Ook kunnen na beëindiging van onderhandelingen die niet tot een overeenkomst hebben geleid, soms bepaalde verplichtingen blijven bestaan. Vaak gelden er confidentialiteitsplichten m.b.t. gegevens die men tijdens onderhandelingen heeft verkregen; voor een wettelijk geregeld voorbeeld, zie art. X.31 WER inzake precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten[6].

b. Marktpraktijken (handelspraktijken)

Het verbod op oneerlijke, en meer bepaald ook misleidende of agressieve marktpraktijken, geldt mede krachtens Europees recht voor consumentencontracten, maar geldt naar intern recht ook voor ondernemingscontracten, zie art. VI.104/1 en v. WER.

Sommige regels inzake marktpraktijken staan los van contractuele verhoudingen, zo bv. de transparantieplicht van onlinetussenhandelsdienstverleners (online intermediation service providers), geregeld in EU-Vo. 2019/1150[7].

Enkele andere regels inzake marktpraktijken zijn in het bijzonder ook relevant voor precontractuele verhoudingen en worden hier wel besproken:

1° W.b. het toegestaan zijn van een activiteit

  • vestigingsvoorwaarden, vergunningsplicht, kapitaalvereisten, e.d.
  • Cass. 11 juni 2010[8]: onroerende makelaardij is weliswaar in beginsel een daad van koophandel, maar is ook toegestaan aan notarissen voor zover de activiteit accessoir blijft aan hun hoofdopdracht (akten verlijden);
  • art. 5 W. 30 juli 2013 betreffende de verkoop van toegangsbewijzen tot evenementen: het meer dan occasioneel doorverkopen van toegangsbewijzen tot evenementen is verboden (evenals de voorstelling tot dergelijke doorverkoop).

2° W.b. informatieplichten e.d. voor de activiteit dit nog los van een precontractuele verhouding

a) algemeen

  • identificatieplichten (bv. art. III.74 § 1, 1°-9° WER);
  • informatieplicht betreffende de algemene voorwaarden die de onderneming hanteert en de talen waarin die kunnen worden geraadpleegd (art. III.74 § 1, 10° WER);
  • regels inzake reclame (commerciële publiciteit);
  • verbod van inperking mededinging door kartels (zie verder ook de nietigheden) en misbruik van machtspositie;
  • de Geoblockingsverordening verbiedt binnen zijn toepassingsgebied niet enkel bepaalde vormen van geoblocking (zie verder hieronder) maar ook van doorgeleiding (waardoor de gebruiker enkel op een bepaalde versie van de website geraakt en niet op de gevraagde nationale versie);
  • verplichting informatie te verschaffen over gebruik van persoonsgegevens;
  • verplichting informatie te verschaffen over de vormen van alternatieve geschillenbeslechting waarnaar men in contracten verwijst[9];
  • transparantieverplichtingen van platformoperatoren, zie Rl 2005/29 zoals gewijzigd door Rl. 2019/2161…..

b) bij het aanbieden van goederen of diensten in het algemeen

  • verplichtingen inzake prijsaanduiding of prijspublicatie[10] (onder meer art. III.74 § 1, 12° WER); deze hebben ook contractuele gevolgen (nl. voor de vraag wat er in de prijs van de gesloten overeenkomst begrepen is);
  • verplichting correcte informatie te verschaffen over de hoofdkenmerken van de aangeboden of verleende diensten (art. 6(1)(b) en 7(4) Richtlijn oneerlijke handelspraktijken);
  • verplichting te informeren over de niet bij wet voorgeschreven garantie na verkoop (art. III. 74 § 1, 11) WER);
  • bij beroep op spaarders of beleggers: prospectusplicht voor grote uitgiften (nu Prospectusverordening Vo. 2017/1129 en prospectuswet 11 juli 2018), en verplichte informatienota voor middelgrote;
  • verplichte informatie op toegangsbewijzen tot evenementen (art. 4 W. 30 juli 2013 betreffende de verkoop van toegangsbewijzen tot evenementen), bedoeld niet zozeer om de eerste koper te beschermen, maar wel mogelijke verdere kopers.

3° Wat de sancties betreft

  • bij bepaalde praktijken is de sanctie dat consument goed of dienst mag houden zonder te betalen (reeds sinds 2007) (zie nu o.a. art. VI.38 WER).
  • een oneerlijke handelspraktijk is naar EU-recht als dusdanig nog geen grond voor nietigheid van de overeenkomst[11]. Sommige handelspraktijken kunnen wel misbruik van omstandigheden vormen, zodat een nietigheid wegens gekwalificeerde benadeling mogelijk wordt.
c. (Onrechtmatige) contractsweigering

1° Vormen van onrechtmatige contractsweigering

Contractsweigering is onrechtmatig op een viertal gronden:

a) wanneer er een bestaande verbintenis is tot contracteren (meestal een contractuele);

b) wanneer er een wettelijke verplichting tot contracteren is, bv.:

  • de verplichting voor de houder van een intellectueel eigendomsrecht om een gedwongen licentie toe te kennen (bv. art. XI.37 WER; art. XI.212 ten gunste van de omroepen ten aanzien van de houders van ‘naburige rechten'[12]);     
  • art. 10 § 1 oude federale Woninghuurwet: de bank bij wie een kandidaat-huurder zijn beroeps- of vervangingsinkomsten laat storten, is in beginsel verplicht om voor die persoon een huurwaarborg van 3 maanden huur af te leveren, of althans mag niet weigeren om redenen in verband met de kredietwaardigheid van de huurder (voor details, zie de tekst van § 1 lid 4);
  • de verplichting tot universele dienstverlening voor operatoren van bepaalde diensten, zoals telecommunicatie, postdiensten, energielevering, enz…. (onder meer EU-Rl. 2018/1972 Europese Code elektronische communicatie, ter vervanging van onder meer Rl. 2002/22/EG van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische communicatienetwerken en ‑diensten).

c) wanneer dit volgt uit de regels van mededingingsrecht (verbod van misbruik van machtspositie); onder meer ook de eis van toegang tot “essential facilities”. Een belangrijke toepassing vinden we bij zgn. standaard-essentiële octrooien (SEO’s); daarbij heeft de octrooihouder zich jegens de standaardisatie-organisatie verbonden om aan eenieder licenties toe te staan aan FRAND-vereisten (fair, reasonable and non-discriminatory). Dit houdt een verplichting om te goeder trouw daarover te onderhandelen. Het Hof van Justitie heeft in het arrest Huawei/ZTE[13] uitgewerkt wat die verplichting te goeder trouw te onderhandelen inhoudt (o.a. moet de octrooihouder eerst een aanbod doen, de inbreukmaker die niet akkoord gaat zonder vertraging een tegenaanbod doen en intussen zekerheid stellen, enz.). In het algemeen volgt echter niet uit het mededingingsrecht dat een octrooihouder een verplichting heeft licenties te geven buiten de wettelijke gevallen van verplichte licentie om;

d) in geval van rechtsmisbruik. Immers, niet enkel subjectieve rechten s.s. zijn vatbaar voor rechtsmisbruik, ook de vrijheid om al dan niet te contracteren is dat; contractsweigering kan dus in bepaalde gevallen abusief zijn (Cass. 7 oktober 2011)[14], met name op grond van het klassieke criterium van disproportioneel nadeel van de ene partij vergeleken met het voordeel voor de andere.

Dit is bv. erg relevant voor de toegang tot elektronische markten georganiseerd door platformoperatoren op contractuele basis.

Vergelijkbaar met contractsweigering: in een lopende zakenverhouding nieuwe bestellingen niet meer aanvaarden onder dezelfde (betalings)modaliteiten als eerdere; in beginsel mag men weigeren aan dezelfde modaliteiten te leveren, doch het vormt rechtsmisbruik wanneer dat pas na de bestelling wordt ingeroepen, en de nieuwe modaliteiten niet enkel voor toekomstige bestellingen worden toegepast[15].

2° Discriminatieverboden bij het contracteren

Er is ook een verbod op discriminerende contractsweigering in een aantal gevallen; zie daarvoor:

  • enerzijds de drie Antidiscriminatiewetten (ARW 1993, ADW 2007, Wet gelijkheid mannen en vrouwen 2007);
  • anderzijds bijzondere discriminatieverboden uit het EU-recht, met name op grond van woonplaats, nationaliteit e.d., onder meer voor dienstverleners (nu art. III.80 en III.81 Wetboek Economisch Recht).
  • wanneer de toegang tot goederen en diensten onrechtmatig wordt geweigerd op grond van de nationaliteit, de verblijfplaats of de plaats van vestiging van de klant, wat krachtens EU-Vo. 2018/302[16] in beginsel verboden is (zie de Verordening voor nadere regels en uitzonderingen) in situaties waarin de klant beoogt:

1° goederen te kopen van een handelaar en die goederen hetzij worden geleverd op een plaats in een lidstaat die door de handelaar in de algemene toegangsvoorwaarden als plaats van levering wordt aangeboden, hetzij worden opgehaald op een door de handelaar en de klant overeengekomen plaats in een lidstaat waar de handelaar die optie in de algemene toegangsvoorwaarden aanbiedt;

2° langs elektronische weg verrichte diensten af te nemen van een handelaar, met uitzondering van de diensten waarvan het hoofdkenmerk is het bieden van toegang tot en het gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken of ander beschermd materiaal, met inbegrip van het verkopen van auteursrechtelijk beschermde werken of beschermd materiaal in een niet-tastbare vorm;

3° andere dan langs elektronische weg verrichte diensten af te nemen van een handelaar op een fysieke locatie op het grondgebied van een lidstaat waar de handelaar actief is (art 4 I Vo.)

Maar in beginsel is er vrijheid tot contractsweigering, meer algemeen vrijheid om al dan niet te contracteren en vrije partnerkeuze[17]. Voor het economisch verkeer heeft deze vrijheid zelfs grondwettelijke status verkregen door ze te lezen in art. 16 van het Handvest EU: beperkingen moeten daardoor bij wet worden gesteld en de wezenlijke inhoud van de contractsvrijheid eerbiedigen, noodzakelijk zijn voor en daadwerkelijk beantwoorden aan een erkende doelstelling van algemeen belang of aan de eisen van de bescherming van rechten en vrijheden van anderen (HvJ 22 januari 2013, C-283/11 Sky Österreich t. Österreichischer Rundfunk, randnr. 48).

3° Sanctie

Voor zover de rechter niet de sluiting en nakoming van de geweigerde overeenkomst kan opleggen (dit verschilt naargelang de geschonden rechtsregel) is de sanctie van onrechtmatige contractsweigering het positief contractsbelang, d.i. het netto-voordeel dat de wederpartij uit de overeenkomst zou hebben behaald bij uitvoering ervan door beide partijen.

d. Precontractuele informatieplichten – dubbele functie ervan

1° Bepalingen inzake precontractuele informatieplichten

Naast de algemene informatieplicht, die door de rechtspraak is ontwikkeld en waarvan de inhoud afhankelijk is van de omstandigheden (nadere toelichting hierover is te vinden bij de bespreking van de dwaling), zijn er tal van bijzondere bepalingen die precontractuele informatieplichten inhouden.

Belangrijkste voorbeelden:

  • in het WER voor consumentenovereenkomsten, onder meer in uitvoering van Rl 2001/83 inzake consumentenrechten; deze richtlijn houdt enkel ene minimumharmonisatie in en bepaalt in art. 5 de informatieverplichtingen voor contracten gesloten in de onderneming (met uitzonderingen art. 3(3)[18] en 5(3) voor dagelijkse verrichtingen die onmiddellijk worden uitgevoerd) en in art. 6 bijkomende informatieplichten voor afstandovereenkomsten en overeenkomsten gesloten buiten de onderneming

aldus: art. VI.2 WER (onder meer over belangrijkste kenmerken product of dienst en over de verkoopsvoorwaarden, rekening houdende met de door de consument uitgedrukte behoefte aan informatie en met het door de consument meegedeelde of redelijk voorzienbare gebruik) en enkele bijzondere bepalingen (art. VI.45 WER bij overeenkomsten op afstand);

  • transparantieverplichtingen van platformoperatoren in verband met de transacties waarvoor zij bemiddelen (Vo. 2019/1150 inzake transparantie jegens ondernemingen; Rl. 2019/2161
  • in uitvoering van de e-commercerichtlijn (2000/31), …..
  • art. III.74 en v. WER (de vroegere Dienstenwet 26 maart 2010);
  • de bepalingen inzake precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten (art. X.26 v. WER);
  • inzake betalingsdiensten (Boek VII WER);
  • inzake financiële diensten op afstand: in uitvoering van Richtlijn 2002/65
  • inzake investeringsdiensten: de MiFi-Regels (nu MiFiD-II (Richtlijn) alsook de MiFi-Verordening (MiFiR)); hier is het ontlener die informatie verschuldigd is aan de kredietverlener en omgekeerd de belegger geen informatie verschuldigd aan de emittent (waar de informatieplicht van een consument jegens een kredietverlener in het algemeen beperkt is);
  • in art. XVI.4 WER de informatieplicht betreffende buitengerechtelijke geschillenbeslechting die de onderneming onderschreven heeft of waartoe zij gehouden is (bepaling in uitvoering van de ADR-Richtlijn);
  • de uitvoerige regeling in de Verzekeringswet (art. 58 en V. VerzW);
  • precontractuele verplichtingen in de Wet op de KMO-Financiering (Wet 21 december 2013, gewijzigd 2018);
  • art. 11 en v. Postdienstenwet 26 januari 2018;
  • de informatieplichten uit de AVG (Gegevensbescherming);
  • de Wet betreffende de informatieverstrekking bij de verkoop van tweedehandsvoertuigen (Wet van 11 juni 2004 zoals gewijzigd bij Wet van 28 november 2018);
  • uitvoerige informatieplichten bij de koop-verkoop van onroerend goed een aanverwante contracten (Wet-Breyne, bodeminformatie, erfgoedinformatie, watertoets, enz..) (met nuances: echt precontractuele plichten zijn er wanneer de informatie moet aanwezig zijn vooraleer de kandidaat-koper een verbintenis aangaat (compromis of aankoopbelofte))
  • andere bijzondere informatieplichten in bijzondere wetten en decreten,

Informatieverplichtingen op verzoek van de afnemer:

  • prijsinformatie (art. III.76, 1° WER)(zie ook reeds de prijsaanduidingsverplichtingen hoger);
  • informatie in verband met toepasselijke gerdragsregels  (art. III.76,2°-51° WER).

Deze informatieplichten kunnen zowel verplichtingen zijn om informatie te verstrekken alsook onderzoeksplichten waarbij met name de professioneel bv. moet onderzoeken welke informatie vereist is om de tegenpartij niet in dwaling te laten (inzake financiële diensten vinden we bv. de zgn. “know your customer” onderzoeksplicht[19]).

In andere gevallen dient een document slechts in uitvoering van de overeenkomst te worden afgeleverd, en gaat het dus om een contractuele informatieplicht in een bepaalde vorm, zoals bv.

  • art. 108 § 1 W. 13 juni 2005 op de elektronische communicatie, betreffende de overeenkomst tussen een abonnee en een operator tot het leveren van een aansluiting tot het openbare elektronische-communicatienetwerk of tot het leveren van openbare elektronische-communicatiediensten[20];
  • de Car-Pass bij tweedehandswagens onder art. 4 Wet 11 juni 2004 ter bestrijding kilometerfraude (sinds de wijziging bij Wet van 28 november 2018 de Wet betreffende de informatieverstrekking bij de verkoop van tweedehandsvoertuigen);
  • het post-interventiedossier (KB 25 januari 2001 betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen, gewijzigd door KB 22 maart 2006).

Hier is de informatie dus voorwerp van de leveringsplicht. Vele precontractuele informatieplichten in het consumentenrecht zijn overigens ook nog eens het voorwerp van een leveringsplicht, in die zin dat de informatie die deel is gaan uitmaken van de overeenkomst in een bepaalde vorm op een duurzame drager ter beschikking moet worden gesteld.

In de gevallen waar die informatieplicht door de wet als een contractuele (en niet precontractuele) plicht wordt verwoord, sluit dit natuurlijk niet uit dat de overeenkomst nog kan worden nietig verklaard op grond van dwaling of bedrog, maar dus niet op grond van het loutere feit van de niet-afgifte van het document[21], die wel tot ontbinding wegens wanprestatie kan leiden. Sommige van de informatie die in het document wordt opgenomen is overigens wel het voorwerp van een precontractuele informatieplicht (dit geldt m.i. alvast voor sommige informatie uit het post-interventiedossier, maar algemeen is het slechts een leveringsplicht omdat de ratio legis de veiligheid en gezondheid bij latere werkzaamheden betreft: KB genomen in uitvoering van de Welzijnswet (W. 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk)).

De precontractuele verplichtingen krijgen het karakter van contractuele verplichtingen wanneer er een raamovereenkomst bestaat, en de plichten betrekking hebben op afzonderlijke transacties binnen die overeenkomst. Dat is met name het geval bij financiële diensten (betalingsdiensten, investeringsdiensten e.d.m.).

2° Functies van informatieplichten

Informatieplichten kunnen meerdere functies hebben:

a) ten eerste moeten zij geïnformeerde beslissingen mogelijk maken.

Daarbij kan men nog onderscheiden tussen

  • enerzijds ervoor zorgen dat een partij niet contracteert in dwaling – zie de bespreking verder; of geen verkeerde verklaringen aflegt (bv. een zgn. input error); hier is nietigverklaring maar mogelijk indien er inderdaad een dwaling is of een misverstand of fout in de verklaring;
  • anderzijds kan het zijn dat een partij gewoon recht heeft op de informatie, niet om dwaling te vermijden, maar om het nadeel van de onzekerheid weg te nemen. Dat geldt bv. voor de verplichte informatie van het bodemattest. Indien die plicht met nietigheid gesanctioneerd wordt, kan die ook gelden wanneer er geen dwaling is[22]; ook de precontractuele informatieplicht bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten wordt door art. X.30 WER met (gehele of gedeeltelijke) nietigheid van de overeenkomst gesanctioneerd;

b) informatieplichten kunnen ook als functie hebben een partij precontractueel kosten te besparen (en in die zin schade te vermijden); dergelijke informatieplichten vinden we met name in de regels inzake oneerlijke handelspraktijken;

c) precontractuele informatieplichten zijn tenslotte relevant voor de bepaling van de inhoud van de overeenkomst, nl. wat de wederpartij rechtmatig mocht verwachten inzake de prestatie.

d) tenslotte hebben kunnen precontractuele zowel als contractuele informatieplichten als functie te hebben de wederpartij te informeren over zijn rechten (bv. herroepingsrecht). Een van de sancties hier bestaat erin dat de termijn voor de uitoefening van dat recht nog niet begint te lopen.

Waar de informatieplicht met nietigheid wordt gesanctioneerd, is de nietigheid in de meeste gevallen een relatieve nietigheid ten gunste van enkel de informatiegerechtigde (bij koop-verkoop omzeggens altijd de koper) (bv. voor de informatieplicht over stedenbouwkundige vergunningen van het verkochte goed: Cass. 3 november 2011[23]).

3° Vormvereisten bij informatieplichten

In een hele reeks gevallen wordt de informatie geacht niet te zijn verstrekt indien niet bepaalde minimumvormen in acht zijn genomen dat moeten garanderen dat de informatieplicht zijn doel bereikt.

In het Europees (consumenten)recht zijn deze vormvereisten volledig geharmoniseerd in art. 7 en 8 Rl. consumentenrechten, met als centraal vereiste ‘duurzame drager’ gehanteerd. Voor de interpretatie van dat begrip zie onder meer het arrest-BAWAG[24]. Lid 5 en 7 bevatten bepalingen inzake telefonisch contracteren.

4° Termijnen bij informatieplichten

Vaak dient de informatie tijdig te worden verstrekt. Wanneer de wet een termijn bepaalt, is dat een wachttermijn en gelden hiervoor niet de regels inzake verjaring noch die van het Ger.W.
Dergelijke termijnen worden begrepen volgens het normaal spraakgebruik[25].

5° Behandeling van vertrouwelijke informatie

Dat er een verplichting is bepaald informatie te geven, sluit niet uit dat de wederpartij een geheimhoudingsplicht kan hebben betreffende die informatie. In sommige gevallen bepaalt de wet dit uitdrukkelijk (bv. art. X.31 WER wat betreft precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten)

e. Verbod betaling te vragen voor ongevraagde producten

(Zgn. afgedwongen aankopen) zie onder meer VI.108 en XIV.75 WER.

 

[1] Bergen 14 oktober 2008, JT 2008, 758.

[2] Hof Luik 26 juni 2008, JLMB 2011, 442.

[3] Zie bv. Brussel 18 november 2011, TBO 2013? 185 noot J. Callebaut “Een ondertekende akte als voorwaarde voor de verkoop van een onroerend goed ? Over het toenemend belang van essentiële en substantiële voorwaarden tijdens de onderhandelingsfase van de overeenkomst”.

[4] Bv. Rb. Brussel 16 januari 2012, RW 2014-15, 589.

[5] Zie bv. Hof Brussel 27 februari 2015, 2010/AR/582, New Foundation / Carrefour Belgium, jure.juridat.just.fgov.be/view_decision.html?justel=F-20150227-2.

[6] Voor een overzicht van de rechtspraak in toepassing van deze bepaling onder de W. 19 december 2005 Precontractuele informatie, zie B. Ponet, “De wet betreffende de precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten: zes jaar toepassing in de praktijk”, RW 2012-13, 162.

[7] Vo. (EU) 2019/1150 van 20 juni 2019 ter bevordering van billijkheid en transparantie voor zakelijke gebruikers van onlinetussenhandelsdiensten, http://data.europa.eu/eli/reg/2019/1150/oj.

[8] C.09.0525.F, jure.juridat.just.fgov.be/pdfapp/download_blob?idpdf=N-20100611-2 = JT 2010, 536 en bijbehorend artikel van B. Kohl, “Notariat et courtage immobilier: soleil à l’horizon” = NjW 2010, 786 noot K.V. Vgl. ook Raad van State nr. 193.065 van 6 mei 2009.

[9] Art. 13 Rl 2013/11 alterntaive geschillenbeslechting consumenten. Voor de interpretatie van die informatieplicht, zie HvJ 25 juni 2020, BVV/Deutsche Apotheker- und Arztebank, curia.europa.eu/juris/documents.jsf?num=C-380/19.

[10] Rl. 98/6, zoals aangevuld door Rl. 2019/2161; bv. ook in Vo. 2018/644 betreffende grensoverschrijdende pakketbezorgingsdiensten.

[11] HvJ 19 september 2018, Bankia / Mari Merino, curia.europa.eu/juris/documents.jsf?num=C-109/17.

[12] Waarover arrest 128/2106 van het GwH, 13 oktober 2016, www.const-court.be/public/n/2016/2016-128n.pdf.

[13] HvJ 16 juli 2015, ECLI:EU:2015:477, curia.europa.eu/juris/documents.jsf?num=C-170/13.

[14] Cass. 7 oktober 2011, C.10.0027.F, jure.juridat.just.fgov.be/pdfapp/download_blob?idpdf=F-20111007-1 = TBBR 2012/10, 489 noot A. De Boeck “Contractweigering en het verbod van rechtsmisbruik: de contractvrijheid onder druk” = RW 2011-12, 1 noot S. Jansen “Weigeren te contracteren kan rechtsmisbruik uitmaken”. Zie ook Cass. 27 april 2020, C.19.0435.N, Camping Calypso, jure.juridat.just.fgov.be/pdfapp/download_blob?idpdf=N-20200427-3, zij het dat het daar meer specifiek om een abusieve weigering van contractsoverdracht ging (overdracht van een staanplaats voor een caravan).

[15] Bv. Hof Gent 6 januari 2010, Cortina, NjW 2012, 728 noot C. Lebon.

[16] EU-Verordening 2018/302 van 28 februari 2018 inzake de aanpak van ongerechtvaardigde geoblocking en andere vormen van discriminatie van klanten op grond van nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging in de interne markt, data.europa.eu/eli/reg/2018/302/oj.

[17] Zie voor Nederland ook HR 28 oktober 2016, Coöperatieve huisartsendienst, deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2016:2445.

[18] Voor overeenkomsten die elders specifiek gereglementeerd zijn: timeshare, reisovereenkomsten, financiële diensten, gezondheidszorg, passagiersvervoer.

[19] Er kunnen ook om andere redenen onderzoeksplichten gelden, met name dan ter bescherming van de openbare orde of belangen van derden, bv. in het kader van de witwaspreventie.

[20] In die zin Rb. Antwerpen 14 mei 2010, RW 2012-13, 1350.

[21] Zo Cass. 4 mei 2012, C.11.0680.F, jure.juridat.just.fgov.be/pdfapp/download_blob?idpdf=F-20120504-4 = RW 2013-14, 538.

[22] Cass. 24 juni 2010, C.09.0065.N, jure.juridat.just.fgov.be/pdfapp/download_blob?idpdf=N-20100624-3 = RABG 2010, 1130 noot T. Malfait & L. Kerkstoel, “Nietigheid van de verkoopovereenkomst wegens ontbrekende bodemattest: mind the gap!”.

[23] Cass. 3 november 2011, C.11.0060.N, jure.juridat.just.fgov.be/pdfapp/download_blob?idpdf=N-20111103-4).

[24] HvJ 25 januari 2017, BAWAG PSK / Verein für Konsumenteninformation, curia.europa.eu/juris/documents.jsf?num=C-75/15.

[25] Cass. 12 mei 2016, C.15.0218.N, RW 2016-17, 1504 inzake art. X.27 WER: een termijn van 1 maand is niet gerespecteerd als de informatie op 26 september wordt verstrekt en de overeenkomst reeds op 26 oktober wordt gesloten.