Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


De invoering van Boek 6
en de impact voor de medische sector

Prof. dr. Christophe Lemmens (Dewallens & Partners)

Webinar op vrijdag 4 oktober 2024


Consumentenbescherming bij de verwerving
van financiële diensten: de laatste ontwikkelingen (optioneel met handboek)

Prof. dr. Reinhard Steennot (UGent)

Webinar op donderdag 30 mei 2024


Zekerheden: een update
aan de hand van wetgeving en rechtspraak

Mr. Ivan Peeters en mr. Philip Van Steenwinkel (Hogan Lovells)

Webinar op vrijdag 8 november 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact inzake verzekeringen:
een analyse aan de hand van 10 knelpunten

Mr. Sandra Lodewijckx en mr. Pieter-Jan Van Mierlo (Lydian)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Aansprakelijkheid van hulppersonen
in en buiten de contractketting.
Een analyse in het licht van Boek 6

Prof. dr. Ignace Claeys en mr. Camille Desmet (Eubelius)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024

Het Hof van Cassatie bevestigt de nietigheid van lijfrenteovereenkomsten bij gebrek aan alea (Laga)

Auteurs: Alain Laurent Verbeke en Bart Verdickt (Laga)

Publicatiedatum: 16/01/2018

Een lijfrente is een kanscontract

Het Burgerlijk Wetboek kwalificeert de lijfrente als een kanscontract (1). Partijen verbinden zich niet tot gelijkwaardige prestaties, in tegenstelling tot wat geldt voor vergeldende contracten. Ze voorzien in een gelijkwaardige kans op winst of verlies voor elke partij. Eenvoudig gezegd komt het erop neer dat de rentegenieter winst maakt indien “het lijf” langer leeft dan voorzien. Indien “het lijf” vroeger overlijdt dan voorzien, maakt de renteplichtige winst. Indien er voor één van beide partijen geen reële kans op winst bestaat, ontbreekt het kanselement (ook wel alea genoemd). De overeenkomst is dan nietig.

Hof van Cassatie 18 september 2017

Dit principe wordt opnieuw bevestigd in een recent arrest van het Hof van Cassatie (2), waarin het een uitspraak van het Hof van Beroep van Bergen van 2013 bevestigt (3). De feiten waren de volgende. In 2007 verkocht een alleenstaande dame van 86 jaar de blote eigendom van haar appartement op lijfrente. Daarbij bepalen partijen dat de kopers een maandelijkse rente van 650 euro betalen, wat neerkomt op 7.800 euro per jaar. De waarde van de blote eigendom van het onroerend goed bedraagt 293.880 euro. In 2008, nauwelijks een jaar na de verkoop, overlijdt de verkoopster. Zij laat geen erfgenamen na, maar ze duidt in een eigenhandig testament wel een algemene legataris aan. Die betwist de geldigheid van de verkoop op lijfrente omdat zij meent dat de verkoopster geen reële kans maakte op winst. De verkoopster was 86 jaar toen ze de verkoopovereenkomst sloot. Op basis van de afgesproken rente diende ze nog 37 jaar in leven te blijven om de waarde van de blote eigendom van het onroerend goed in rente terug te krijgen. Het Hof van Cassatie oordeelde daarom dat de verkoopster geen kans maakte op winst. Het is immers volledig illusoir aan te nemen dat zij deze leeftijd ooit zou bereiken. Bijgevolg bestond er ook geen risico op verlies in hoofde van de renteplichtigen. Bij afwezigheid van alea bevestigde het Hof van Cassatie de nietigheid (ex tunc) van de overeenkomst van lijfrente. Gelet op het feit dat de kopers ook geen animus donandi konden aantonen in hoofde van de verkoopster, kon
de overeenkomst ook niet geherkwalificeerd worden in een (vermomde) schenking.

Praktische gevolgen van het arrest

Partijen en adviseurs dienen zich ervan bewust te zijn dat een lijfrente nog steeds een kanscontract is en dat elke partij dus wel degelijk een kans moet hebben op winst en verlies. Het Hof van Cassatie herhaalt duidelijk dat de geldigheid van de overeenkomst op het spel staat indien het kanselement wordt genegeerd. Enige voorzichtigheid bij het gebruiken en opstellen van lijfrenteovereenkomsten is dus aangewezen.
Vooral het berekenen van de rente verdient de nodige aandacht.

Indien partijen in het besproken geval daadwerkelijk een kanscontract ten bezwarende titel wilden tot stand brengen, moesten zij in een hogere lijfrente voorzien. Hadden zij dat gedaan, dan hadden de renteplichtigen een gouden zaak gedaan. Wie een kanscontract aangaat moet het spel van bij het begin correct spelen, zoniet riskeert hij de nietigverklaring van de overeenkomst.

(1) VERBEKE, Bijzondere overeenkomsten in kort bestek 2004, p. 114 e.v.; A. VERBEKE & B. TILLEMAN (eds.), Knelpunten kanscontracten, 2004 p. 39 e.v.; A. VAN OEVELEN, “De verkoop van een onroerend goed tegen betaling van een lijfrente”, Tendensen Vermogensrecht 2016, p. 84.
(2) Cass. 18 september 2017, T.Not. 2017, 921; zie in dezelfde zin ook Cass. 20 juni 2005, Pas.,2005, 1375.
(3) Bergen 16 oktober 2013, JLMB 2014/37, 1765.

Lees hier het originele artikel