Het nieuwe Boek 6 en de impact
voor de bouw- en vastgoedsector:
10 aandachtspunten

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 23 april 2024


Zekerheden: een update
aan de hand van wetgeving en rechtspraak

Mr. Ivan Peeters en mr. Philip Van Steenwinkel (Hogan Lovells)

Webinar op vrijdag 8 november 2024


Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024


Consumentenbescherming bij de verwerving
van financiële diensten: de laatste ontwikkelingen (optioneel met handboek)

Prof. dr. Reinhard Steennot (UGent)

Webinar op donderdag 30 mei 2024


Aansprakelijkheid van hulppersonen
in en buiten de contractketting.
Een analyse in het licht van Boek 6

Prof. dr. Ignace Claeys en mr. Camille Desmet (Eubelius)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024


Vereffening-verdeling van nalatenschappen:
16 probleemstellingen

Mr. Nathalie Labeeuw (Cazimir)

Webinar op vrijdag 26 april 2024

Wet van 4 februari 2020 houdende boek 3 “Goederen” van het Burgerlijk Wetboek is gepubliceerd in het Staatsblad van 17 maart 2020 (LegalNews.be)

Auteur: LegalNews.be

Publicatiedatum: 03/02/2020

Een praktische indeling: het voorgestelde Boek 3 bevat acht titels
  1. Algemene bepalingen
  2. Goederen
  3. Eigendomsrecht
  4. Mede-eigendom
  5. Burenrelaties
  6. Recht van vruchtgebruik
  7. Erfpachtrecht
  8. Opstalrecht
Krachtlijn 1 : integratie van het goederenrecht

Het stelsel van de zakelijke rechten is thans verspreid over diverse delen van het Burgerlijk Wetboek en over bijzondere wetten buiten het Burgerlijk Wetboek.

De hervorming wil de belangrijkste teksten, op gestructureerde wijze, inpassen in het Burgerlijk Wetboek teneinde de transparantie en rechtszekerheid in dat domein te optimaliseren. Wel is het zo dat bepaalde essentiële domeinen van het goederenrecht in ruime zin, en meer bepaald de materie van de intellectuele rechten, recent grotendeels zijn ingepast in andere wetboeken (WER).

Dit streven naar integratie met het oog op een betere leesbaarheid noopt ook tot de opmaak van een algemeen gedeelte over het goederenrecht, dat – hoewel het verwijst naar de bijzondere wetten voor specifieke domeinen (intellectuele rechten,…) – alle gemeenschappelijke bepalingen voor alle zakelijke rechten omvat, ongeacht of het gaat om bijvoorbeeld de bescherming (volgrecht, zakelijke subrogatie), het voorwerp, het ontstaan of de uitdoving ervan.

Ook de integratie van alle thema’s die te maken hebben met burenverhoudingen in een afzonderlijke titel (burenhinder, gemene muur, erfdienstbaarheden), getuigt van dezelfde benadering. Tot slot wijzen de opstellers van het ontwerp ter illustratie ook op de integratie van verschillende hoofdstukken die verwant zijn aan het vruchtgebruik binnen het algemene regime het vruchtgebruik. Dat is met name het geval voor de figuur van het oneigenlijk vruchtgebruik en voor het recht van bewoning.

Krachtlijn 2: instrumentalisering (“functionalisering”) van het goederenrecht

De term “instrumentalisering” geeft aan dat het goederenrecht een recht is dat functioneel, en niet louter conceptueel, moet zijn.
Dit functionele perspectief leidt ook tot een vereenvoudiging en rationalisering van de erfdienstbaarheden, die op bepaalde punten tot controverse aanleiding geven in de rechtspraak en rechtsleer. In dat domein is de financiële inzet weliswaar vaak geringer, maar ze is wel essentieel in termen van menselijke relaties.

In antwoord op de opmerkingen van de Raad van State werd het niet wenselijk geacht om het Voorontwerp aan te vatten met een hele reeks definities. Er werd integendeel voor gekozen om de essentiële definities te integreren op de plaats waar het regime van de gedefinieerde figuur is opgenomen. Dat is bijvoorbeeld het geval voor elk van de beperkt zakelijke rechten. Andere definities worden in de Memorie van Toelichting opgenomen. Dat draagt bij tot het functionele perspectief op het goederenrecht.

Krachtlijn 3: modernisering van het goederenrecht

Het huidig boek biedt thans een enigszins archaïsch beeld van het goederenrecht, toegespitst op het landbouwbedrijven en dus ontoereikend, zelfs schadelijk, voor het gebruik van de zakelijke rechten in meer moderne contexten. Zo zijn bijvoorbeeld, afgezien van een specifieke aanpassing van het opstalrecht in 2014, de wetten over het recht van opstal en over het recht op erfpacht niet meer gewijzigd sinds de inwerkingtreding ervan in 1825. In hun huidige staat zorgen die wetten voor een algemene rechtsonzekerheid, vanwege hun lacuneus en vaak achterhaald karakter. Zij moeten een grondige en allesomvattende hervorming ondergaan, die spoort met de ontwikkelingen van de drie-dimensionele grondeigendom van de 21ste eeuw en met de perspectieven inzake opdelingen in volumes vanuit een optiek van sociale rentabiliteit van de bouw-, woon- en bedrijfsoppervlakte.

Hetzelfde geldt voor het onderscheid tussen de roerende en onroerende goederen, de basisprincipes met betrekking tot het gebruik van het publieke domein in het kader van de publiek-private partnerschappen, of de opkomst van nieuwe (vaak onlichamelijke) goederen. Het huidige Burgerlijk Wetboek behandelt vrijwel exclusief het stelsel van de onroerende goederen, vooral de lichamelijke. Onder voorbehoud van bijzondere regels, inzonderheid in het domein van de intellectuele rechten, gaat in het ontwerp ook aandacht uit naar de aspecten van het zakenrechtelijke statuut van de onlichamelijke goederen, zoals binnen het domein van het vruchtgebruik.

Het vruchtgebruik wordt in het ontwerp eveneens hervormd zodat het hedendaagse contractuele gebruik ervan in vastgoedconstructies verzekerd is en de belangrijke erfrechtelijke functie die door de wetgever daaraan is toegekend zo goed mogelijk wordt vervuld.

Krachtlijn 4: flexibilisering van het goederenrecht

In 1804 ging de wetgever er volgens de klassieke gedachte van uit dat het gehele goederenrecht van openbare orde was.

De opstellers van het ontwerp hebben, in het kader van de huidige hervorming, veel aandacht besteed aan het bepalen van de ruimte voor contractsvrijheid in het goederenrecht, zonder daarbij afbreuk te doen aan de eigenheid van dit rechtsgebied. De moeilijkheid ligt hier in de gelijktijdige toepassing van het goederenrecht en van het verbintenissenrecht.

Krachtlijn 5: vergelijkende benadering van het goederenrecht

De afgelopen twee decennia zijn er gelijklopende tendensen in de verschillende nationale systemen inzake goederenrecht waar te nemen. Dat is het geval voor het bewind, de regels inzake vruchtgebruik, enz. Daarnaast is het, met name op het vlak van roerende goederen, van belang om niet al te veel afstand te nemen van andere belangrijke systemen, mede gezien het vrije verkeer van goederen, vermits de regels van internationaal privaatrecht kunnen leiden tot een verschuiving van het ene systeem naar het andere (“conflit mobile”). Voorts nopen de zoektocht naar juridische efficiëntie en de “benchmarking”, tot een open visie op de transformaties van het goederenrecht.

Daarom vertrekt de gehanteerde methode van een vergelijkende benadering die inspiratie zoekt in met name het Nederlands Burgerlijk Wetboek, het Burgerlijk Wetboek van Québec, het Franse Avant-Projet du droit des biens. Minder systematisch werd ook inspiratie gezocht in het Duitse BGB, het Zwitserse Burgerlijk Wetboek en het Spaanse Burgerlijk Wetboek.

Lees hier de aangenomen tekst

De studiedag ‘De hervorming van het goederenrecht: naar een nieuw privaat vastgoedrecht’ op donderdag 28 mei 2020 in Antwerpen, een initiatief van LegalNews.be en Intersentia, is nog steeds ingepland.

Datum: donderdag 28 mei (Antwerpen)

Tijdens deze studiedag worden vier uiteenzettingen gegeven, waarbij eerst aandacht wordt besteed aan de bepalingen die gemeenschappelijk zijn aan alle zakelijke rechten (met daarin algemene bepalingen over het ontstaan, uitdoven en overdragen van zakelijke rechten).

Vervolgens wordt in een tweede sessie stilgestaan bij de mede-eigendom, in het bijzonder de wettelijke regeling voor vrijwillige mede-eigendom en de beëindiging ervan.

Na de middag komen eerst de onderdelen erfpacht, opstal en vruchtgebruik aan bod: de verlenging van de maximumduur van het opstalrecht tot 99 jaar (in bepaalde uitzonderingssituaties zelfs eeuwigdurend), de maximumtermijn van vruchtgebruik door rechtspersonen van 99 jaar, de minimumduur van erfpacht van 15 jaar.

Tenslotte worden tijdens de laatste sessie wordt ingegaan op de nieuwe wettelijke bepalingen inzake erfdienstbaarheden alsmede de invloed van het bestaan van zakelijke rechten bij het verlenen van omgevingsvergunningen. In een derde onderdeel zal worden nagegaan of de wijzigingen van het goederenrecht gevolgen zullen hebben voor de uitvoeringsbepalingen inzake overheidsopdrachten.

  • Het nieuwe goederenrecht: een algemeen overzicht (Siel Demeyere, advocaat Eubelius, Instituut voor Goederenrecht KU Leuven)
  • Mede-eigendom (Frank Burssens, advocaat-vennoot Everest, gastprofessor KU Leuven)
  • Erfpacht, opstal en vruchtgebruik (William Timmermans, advocaat-vennoot Altius)
  • Zakelijke rechten en omgevingsvergunningen  (Carlos De Wolf, advocaat-vennoot De Wolf & Vennoten Advocaten en Mr. Charlotte De Wolf, advocaat De Wolf & Vennoten Advocaten)

Meer informatie