De invoering van Boek 6
en de impact voor de medische sector

Prof. dr. Christophe Lemmens (Dewallens & Partners)

Webinar op vrijdag 4 oktober 2024


Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact inzake verzekeringen:
een analyse aan de hand van 10 knelpunten

Mr. Sandra Lodewijckx en mr. Pieter-Jan Van Mierlo (Lydian)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact
voor de bouw- en vastgoedsector:
10 aandachtspunten

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 23 april 2024


Consumentenbescherming bij de verwerving
van financiële diensten: de laatste ontwikkelingen (optioneel met handboek)

Prof. dr. Reinhard Steennot (UGent)

Webinar op donderdag 30 mei 2024


Ondernemingsstrafrecht:
wat wijzigt er door boek I en boek II van het Strafwetboek?

Mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024

Vanaf 1 januari 2018 heeft de bouwheer de mogelijkheid om bij de rechtstreekse vordering van de onderaannemer het verschuldigde bedrag te consigneren (Bienstman-Decloedt Advocaten)

Auteur: Lore Huyghe (Bienstman-Decloedt Advocaten)

Publicatiedatum: januari 2018

Artikel 1798 van het Burgerlijk Wetboek voorziet in een rechtstreekse vordering van onder andere de onderaannemer tegen de bouwheer. Deze vordering houdt in dat de onderaannemer die niet wordt betaald door de hoofdaannemer over de mogelijkheid beschikt om deze betaling rechtstreeks te vorderen van de bouwheer.

Het instellen van de rechtstreekse vordering tegen de bouwheer is niet aan formaliteiten onderworpen. Een aangetekende brief volstaat en is eveneens aangewezen: zo staat de datum van het instellen van de rechtstreekse vordering vast.

De onderaannemer kan zich steeds beroepen op de rechtstreekse vordering, ongeacht of de hoofdaannemer de verschuldigde facturen van de onderaannemer betwist. Indien er inderdaad betwisting bestaat tussen de hoofdaannemer en onderaannemer, leidt dit in de praktijk tot heel wat onzekerheid in hoofde van de bouwheer. Betaalt de bouwheer zonder meer aan de onderaannemer en blijkt de rechtstreekse vordering achteraf onterecht, moet hij opnieuw betalen aan de hoofdaannemer en kan hij eventueel aansprakelijk worden gesteld. Betaalt de bouwheer aan de hoofdaannemer en niet aan de onderaannemer die de rechtstreekse vordering heeft ingesteld, bestaat de kans dat hij een tweede keer zal moeten betalen aan de onderaannemer.

De wet van 11 juli 2013 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat betreft de zakelijke zekerheden op roerende goederen (eveneens aangeduid als de “nieuwe Pandwet”) voorziet in een oplossing voor die onzekere toestand.

Artikel 1798 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt voortaan dat ingeval van betwisting tussen de hoofdaannemer en de onderaannemer, de bouwheer het bedrag kan storten in de Deposito- of Consignatiekas of op een geblokkeerde rekening op naam van de aannemer en de onderaannemer bij een financiële instelling. De bouwheer is hiertoe ook verplicht wanneer de aannemer of de onderaannemer hem daartoe schriftelijk verzoekt.

Door storting in de Deposito- en Consignatiekas of op een geblokkeerde rekening, lopen de interesten op het verschuldigde bedrag niet langer en wordt de bouwheer buiten de discussie tussen de hoofd- en onderaannemer gehouden. Bovendien wordt het bedrag afgezonderd van eventuele andere onbetaalde onderaannemers.

Op 1 januari 2018 trad het gewijzigde artikel 1798 BW in werking en wordt de bouwheer bijgevolg meer beschermd wanneer een rechtstreekse vordering tegen hem wordt ingesteld en er twijfel bestaat of deze vordering al dan niet terecht is.

Lees hier het originele artikel