Vereffening-verdeling van nalatenschappen:
16 probleemstellingen

Mr. Nathalie Labeeuw (Cazimir)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Aansprakelijkheid van hulppersonen
in en buiten de contractketting.
Een analyse in het licht van Boek 6

Prof. dr. Ignace Claeys en mr. Camille Desmet (Eubelius)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact inzake verzekeringen:
een analyse aan de hand van 10 knelpunten

Mr. Sandra Lodewijckx en mr. Pieter-Jan Van Mierlo (Lydian)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Vastgoedtransacties
door én met administratieve overheden:
overheidsopdracht of uitgesloten vastgoeddienst?

Dhr. Constant De Koninck (Rekenhof)

Webinar op donderdag 13 juni 2024


Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact
voor de bouw- en vastgoedsector:
10 aandachtspunten

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 23 april 2024

Nieuw is altijd beter: einde van de vetusteitsaftrek (Cass. 17 september 2020)? (Schoups)

Auteurs: Siegfried Busscher en Michael Thielens (Schoups)

Publicatiedatum: 31/03/2021

Berokkent een schuldenaar schade aan de goederen van de schuldeiser, en biedt uitvoering of herstel in natura de schuldeiser geen voldoening, dan zal de schuldenaar de schuldeiser geldelijk moeten vergoeden (uitvoering bij equivalent). Het Belgisch recht huldigt hierin het principe van “integrale vergoeding van de schade” (bv. Cass. 5 december 2014; Cass. 28 februari 2020) waarbij wordt getracht om de schuldeiser in een situatie te plaatsen die zo nauw mogelijk aansluit bij de situatie waarin hij zich zou hebben bevonden indien het schadeverwekkend feit zich niet zou hebben voorgedaan. Afgezien van een enigszins afwijkende invulling, geldt dit principe zowel in contractuele (bv. een aannemer beschadigt de HVAC-installatie van de opdrachtgever bij de uitvoering van herstellingswerken) als in buitencontractuele aangelegenheden (bv. een verkeersongeval).

Dit principe plaatst rechtbanken voor een dilemma wanneer de beschadigde goederen wat ouder zijn of gebruikssporen hebben (bv. een onherstelbare HVAC-installatie anno 2000): kennen we een schadevergoeding toe om de schuldeiser in staat te stellen een HVAC-installatie anno 2021 te verwerven, i.e. nieuwwaarde (wat erop neerkomt dat de schuldeiser zich in een betere situatie dan voor het schadeverwekkend feit bevindt) of beperken we de schadevergoeding tot de waarde van de HVAC-installatie op het moment van het schadeverwekkend feit, i.e. werkelijke waarde (wat erop neerkomt dat de schuldeiser zich in een slechtere situatie dan voor het schadeverwekkend feit bevindt als de beschadigde goederen niet voor dat bedrag kunnen worden vervangen)? Hetzelfde dilemma geldt voor herstelkosten voor nieuwe onderdelen indien de HVAC-installatie nog herstelbaar is.

Tot voor het cassatiearrest van 17 september 2020 stelde bepaalde rechtspraak een procentuele vermindering van de nieuwwaarde in functie van de vetusteit, ouderdom en slijtage van de goederen als oplossing voorop, hetgeen overeenkomt met de waarde op het moment van het schadeverwekkend feit. Deze oplossing, beter bekend als de “vetusteitsaftrek”, kreeg steun van de Nederlandstalige kamer van het Hof van Cassatie in twee arresten van 11 februari 2016 en 5 oktober 2018. In beide arresten oordeelde het Hof dat de schuldeiser recht heeft op “het bedrag dat nodig is om zich een gelijkaardige zaak aan te schaffen. De vervangingswaarde is gelijk aan de werkelijke waarde [ó nieuwwaarde] van de vernielde zaak.”, waarbij de vetusteitsaftrek als de norm werd aanvaard. Hoewel de Nederlandstalige kamer van het Hof aldus vaste rechtspraak leek te vormen, bleef de vetusteitsaftrek bekritiseerd door de voorvechters van het principe van integrale schadeloosstelling. De Franstalige kamer van het Hof heeft zich tot op heden nooit over deze problematiek uitgesproken.

Het geschil ten grondslag aan het cassatiearrest van 17 september 2020 werd in het Frans aanhangig gemaakt maar uit vrees voor tegengestelde rechtspraak tussen de Franstalige en Nederlandstalige kamer van het Hof van Cassatie, werd het Hof – in voltallige zitting – uitgenodigd om zich te buigen over de vetusteitsaftrek.

In deze zaak voerde een aannemer graafwerken uit in het kader van de verbouwing en uitbreiding van een bestaande woning. Kort na de graafwerken stortte de bestaande woning in. De aangestelde gerechtsdeskundige maakte twee schadebegrotingen op: de eerste was gebaseerd op de waarde van de ingestorte muren op het moment van het schadeverwekkend feit, de tweede op de nieuwwaarde van de herstelwerken. De opdrachtgevers vorderden op basis van de tweede schadebegroting maar vingen zowel in eerste aanleg als in hoger beroep bot: vetusteit werd in mindering gebracht omwille van de ouderdomsstaat van de ingestorte muren wat o.m. zou blijken uit de instabiliteit van de funderingen.

In de cassatieprocedure wierpen de opdrachtgevers als belangrijkste middel het principe van integrale schadeloosstelling op, wat door de vetusteitsaftrek zou worden miskend (te meer daar de instabiliteit van de funderingen niet uit het deskundigenverslag bleek). Het Hof volgde de opdrachtgevers hierin – waarmee de voltallige zitting van het Hof ingaat tegen de eerdere rechtspraak van de Nederlandstalige kamer van het Hof – door te oordelen: “In de regel kan de benadeelde het bedrag vorderen dat nodig is om de zaak te herstellen, zonder dat dit bedrag mag worden verminderd op grond van vetusteit van het beschadigd goed” (vrije vertaling uit het Frans).

Is het dilemma nu definitief beslecht door de voltallige kamer van het Hof van Cassatie: nieuw is altijd beter? Niet helemaal. Een nuance die in het arrest niet wordt gemaakt (maar waarvoor wel de ruimte wordt geboden met de bewoording “In de regel”), is dat er:

  • Wettelijke (bv. in de Verzekeringswet) of conventionele (bv. in de aannemingsovereenkomst) afwijkingen kunnen bestaan waarin uitdrukkelijk wordt voorzien in een vetusteitsaftrek.
  • Bepaalde situaties zijn waarin de vetusteitsaftrek wél in lijn ligt met het principe van integrale schadeloosstelling. Denk bijvoorbeeld aan goederen die voldoende verkrijgbaar zijn op de tweedehandsmarkt: de opdrachtgever van de werken aan de herstelbare HVAC-installatie kan mits betaling van een vergoeding na vetusteitsaftrek in een situatie worden geplaatst die nauw aansluit bij de situatie waarin hij zich zou hebben bevonden indien het schadeverwekkend feit zich niet zou hebben voorgedaan, indien de vervangonderdelen anno 2000 kunnen worden aangekocht op de tweedehandsmarkt. Maar ook bij goederen die in zéér slechte staat verkeren (bv. ingevolge slecht onderhoud van de HVAC-installatie door de opdrachtgever) of een bepaalde gebruiksduur hebben, en waarbij er op het moment van het schadeverwekkend feit al heel wat tijd verstreken is, kan vergoeden aan nieuwwaarde onredelijk en zelfs abusievelijk zijn.

Wat op het eerste gezicht het einde van de vetusteitsaftrek lijkt, kan beter worden geïnterpreteerd als een oproep om steeds in concreto, geval per geval, te beoordelen welke vergoeding het nauwst aansluit bij het principe van integrale schadeloosstelling. Voor een bespreking van de gevolgen van dit arrest voor uw dossier of een nazicht van uw overeenkomst m.o.o. een al dan niet invoering van de vetusteitsaftrek, kan u contact opnemen met Michael Thielens en Siegfried Busscher.

Lees hier het originele artikel

» Bekijk alle artikels: Bouw & Vastgoed, Verbintenissen & Goederen